ECLI:NL:HR:2003:AF7805
Hoge Raad
- Cassatie
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aftrekbaarheid van kosten van vermogensbeheer in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 7 december 2001, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1999. De Inspecteur had een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 117.532, welke aanslag na bezwaar door de Inspecteur werd gehandhaafd. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde, de uitspraak van de Inspecteur vernietigde en de aanslag verminderde tot ƒ 115.024. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad behandelt de klachten van belanghebbende, die zich richten tegen de slotsom van het Hof dat de werkkamer van belanghebbende niet uitsluitend of nagenoeg uitsluitend voor vermogensbeheer is gebruikt. De Hoge Raad verwijst naar zijn eerdere arrest van 22 maart 2000, waarin werd geoordeeld dat kosten verbonden aan een werkkamer die uitsluitend voor vermogensbeheer wordt gebruikt, aftrekbaar zijn. In deze zaak heeft het Hof vastgesteld dat belanghebbende de meeste tijd in zijn werkkamer besteedde aan het volgen van beurskoersen en het lezen van beursnieuws, met als doel het behalen van koerswinsten. Dit betekent dat de werkkamer niet aan de vereisten voor aftrekbaarheid voldeed.
De Hoge Raad concludeert dat de klachten van belanghebbende niet tot cassatie kunnen leiden, omdat het Hof niet van een te beperkt begrip van vermogensbeheer is uitgegaan. De Hoge Raad acht ook geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep ongegrond, en dit arrest is openbaar uitgesproken op 25 april 2003.