ECLI:NL:HR:2003:AF7681
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en cassatieprocedure tussen man en vrouw
In deze zaak heeft de Hoge Raad der Nederlanden op 27 juni 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een echtscheiding. De verzoekster, aangeduid als de vrouw, had een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te Alkmaar op 1 november 2000, waarin zij verzocht om echtscheiding van haar echtgenoot, aangeduid als de man. De man heeft geen verweerschrift ingediend. De Rechtbank heeft op 1 februari 2001 de echtscheiding uitgesproken. De vrouw ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 15 augustus 2002 de beschikking van de Rechtbank heeft bekrachtigd. Hierna heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de vrouw verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de Rechtbank en het Gerechtshof in stand zijn gebleven.
De uitspraak is gedaan door de raadsheren R. Herrmann als voorzitter, D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels. Deze beschikking is van belang voor de rechtsontwikkeling in zaken van echtscheiding en de procedurele aspecten van cassatie.