ECLI:NL:HR:2003:AF7681

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R02/087HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en cassatieprocedure tussen man en vrouw

In deze zaak heeft de Hoge Raad der Nederlanden op 27 juni 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een echtscheiding. De verzoekster, aangeduid als de vrouw, had een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te Alkmaar op 1 november 2000, waarin zij verzocht om echtscheiding van haar echtgenoot, aangeduid als de man. De man heeft geen verweerschrift ingediend. De Rechtbank heeft op 1 februari 2001 de echtscheiding uitgesproken. De vrouw ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 15 augustus 2002 de beschikking van de Rechtbank heeft bekrachtigd. Hierna heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de vrouw verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de Rechtbank en het Gerechtshof in stand zijn gebleven.

De uitspraak is gedaan door de raadsheren R. Herrmann als voorzitter, D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels. Deze beschikking is van belang voor de rechtsontwikkeling in zaken van echtscheiding en de procedurele aspecten van cassatie.

Uitspraak

27 juni 2003
Eerste Kamer
Rek.nr. R02/087HR
AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de vrouw], wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. R.B. van Heijningen,
t e g e n
[de man], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 1 november 2000 ter griffie van de Rechtbank te Alkmaar ingediend verzoekschrift heeft verweerder in cassatie - verder te noemen: de man - zich gewend tot die Rechtbank en, voor zover in cassatie van belang, verzocht tussen hem en verzoekster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - echtscheiding, subsidiair scheiding van tafel en bed uit te spreken.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De Rechtbank heeft bij beschikking van 1 februari 2001, voor zover in cassatie van belang, tussen partijen echtscheiding uitgesproken.
De vrouw is van deze beschikking, voor zover daarbij de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken, in hoger beroep gekomen bij het Gerechtshof te Amsterdam.
Bij beschikking van 15 augustus 2002 heeft het Hof de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het Hof onderworpen, bekrachtigd.
De beschikking van het Hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het Hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren R. Herrmann, als voorzitter, D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 27 juni 2003.