ECLI:NL:HR:2003:AF7538
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- D.H. Beukenhorst
- A.J.M. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Arrest van de Hoge Raad inzake Galaxy Energy en UMS Generali Marine tegen West Coast Shipping
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gekomen, hebben de rechtspersonen Galaxy Energy (USA) Inc. en UMS Generali Marine S.P.A. cassatie ingesteld tegen West Coast Shipping Ltd. De zaak betreft een geschil dat zijn oorsprong vindt in een verzoekschrift dat op 22 mei 1998 is ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Galaxy c.s. vorderden onder andere een betaling van US$ 383.052,49 en de verklaring van het beslag op de m.v. 'ROSEBUD'. Het Gerecht heeft bij verstekvonnis van 30 september 1998 de vorderingen van Galaxy c.s. toegewezen. West Coast Shipping heeft hiertegen verzet aangetekend en betwist dat er een arbitrageclausule van toepassing was. Het Gerecht heeft uiteindelijk bij vonnis van 22 maart 2000 Galaxy c.s. niet-ontvankelijk verklaard in hun hoofdvordering en de zaak naar de rol verwezen voor arbitrage.
Galaxy c.s. hebben hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, dat op 18 september 2001 het vonnis van het Gerecht heeft bevestigd. Tegen dit vonnis hebben Galaxy c.s. cassatie ingesteld, terwijl West Coast Shipping voorwaardelijk beroep in cassatie heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof ten onrechte niet heeft gereageerd op essentiële stellingen van Galaxy c.s. met betrekking tot de arbitrageclausule. De Hoge Raad heeft het vonnis van het Hof vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Hof voor verdere behandeling.
De Hoge Raad heeft ook beslist dat West Coast Shipping in de kosten van het geding in cassatie wordt veroordeeld, tot op deze uitspraak begroot op € 298,59 aan verschotten en € 1.590,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren D.H. Beukenhorst, A.J.M. van Buchem-Spapens, P.C. Kop en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 11 juli 2003.