ECLI:NL:HR:2003:AF7513
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Borgtocht en toestemming echtgenoot in het ondernemingsrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser] en FORTIS (NEDERLAND) N.V. De zaak betreft de vraag of de borgtochten die [eiser] heeft verstrekt voor de schulden van zijn dochtervennootschappen, geldig zijn zonder toestemming van zijn echtgenote, zoals vereist volgens artikel 1:88 BW. De Bank had [eiser] gedagvaard voor de Rechtbank te Utrecht, waarbij zij een vordering tot betaling van ƒ 450.000,-- instelde. De Rechtbank heeft de vordering toegewezen, maar [eiser] ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat het vonnis bevestigde. In cassatie heeft [eiser] aangevoerd dat de borgtochten nietig zijn omdat zijn echtgenote geen toestemming heeft gegeven. De Hoge Raad overweegt dat de uitzondering op de toestemmingseis in artikel 1:88 lid 4 BW van toepassing is, omdat [eiser] als bestuurder en aandeelhouder van de vennootschappen de borgtocht heeft verstrekt in de normale uitoefening van zijn beroep. De Hoge Raad verwerpt het beroep van [eiser] en oordeelt dat de borgtochten geldig zijn, omdat aan de voorwaarden van artikel 1:88 lid 4 BW is voldaan. Tevens wordt [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.