ECLI:NL:HR:2003:AF7425

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/305HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en opzetclausule in verzekeringsovereenkomst na letsel door geweld

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 juni 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.C. Makkink, en verweerster Interpolis Schade N.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Wuisman. De zaak betreft een geschil over de aansprakelijkheid van eiser voor schade die hij heeft veroorzaakt aan zijn buurman, [betrokkene 1], door deze met een ijzeren staaf te slaan, wat resulteerde in een botbreuk. Eiser had een aansprakelijkheidsverzekering bij Interpolis, die zich beroept op een opzetclausule in de polisvoorwaarden, waarin staat dat schade die het beoogde of zekere gevolg is van het handelen van de verzekerde is uitgesloten van dekking.

De feiten van de zaak zijn als volgt: op 16 maart 1995 heeft eiser zijn buurman met een ijzeren staaf geslagen, wat leidde tot een breuk in het bovenbeen van de buurman. De Rechtbank te Maastricht heeft de vordering van de buurman tot schadevergoeding afgewezen, en het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft dit vonnis bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het Hof terecht heeft vastgesteld dat eiser zich ervan bewust was dat het letsel dat hij toebracht aan [betrokkene 1] het gevolg was van zijn handelen. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier gevolgd, die tot verwerping van het beroep had geconcludeerd. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 301,85 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.

Uitspraak

27 juni 2003
Eerste Kamer
Nr. C01/305HR
MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. G.C. Makkink,
t e g e n
INTERPOLIS SCHADE N.V., gevestigd te Tilburg,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J. Wuisman.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Betrokkene 1] - verder te noemen: [betrokkene 1] - heeft bij exploit van 21 juni 1995 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de Rechtbank te Maastricht en - kort gezegd - gevorderd [eiser] te veroordelen om aan hem schadevergoeding te betalen, nader op te maken bij staat.
Bij exploit van 26 april 1996 heeft [eiser] verweerster in cassatie - verder te noemen: Interpolis - in vrijwaring gedagvaard voor de Rechtbank te Maastricht en gevorderd Interpolis bij het in de hoofdzaak tussen [betrokkene 1] en [eiser] te wijzen vonnis, althans op een nadere datum, gelijktijdig te veroordelen tot al datgene waartoe [eiser] zal worden veroordeeld in die hoofdzaak.
Interpolis heeft de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 21 oktober 1999 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 9 juli 2001 heeft het Hof het bestreden vonnis bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Interpolis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 17 april 2003 gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Op 16 maart 1995 heeft [eiser] zijn buurman [betrokkene 1] met een ijzeren staaf tegen het linkerbovenbeen geslagen, ten gevolge waarvan dat bovenbeen is gebroken. [Eiser] is door [betrokkene 1] aangesproken tot vergoeding van de door [betrokkene 1] geleden schade.
(ii) [Eiser] was op 16 maart 1995 bij Interpolis verzekerd tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid.
(iii) Art. 4 van de op die verzekeringsovereenkomst toepasselijke polisvoorwaarden luidt:
"Uitgesloten is de aansprakelijkheid van een verzekerde voor schade die voor hem het beoogde of zekere gevolg is van zijn handelen of nalaten."
3.2 [Eiser] heeft in dit geding gevorderd - kort gezegd - dat Interpolis wordt veroordeeld tot al datgene waartoe [eiser] in de door [betrokkene 1] jegens [eiser] aangespannen procedure zal worden veroordeeld.
Interpolis heeft zich erop beroepen dat de door [betrokkene 1] geleden schade het beoogde, althans het zekere gevolg was van het handelen van [eiser]. Ingevolge de hiervoor in 3.1 onder (iii) vermelde opzetclausule dekt de verzekering daarom volgens Interpolis niet de aansprakelijkheid van [eiser].
De Rechtbank heeft het beroep van Interpolis op de opzetclausule gehonoreerd en de vordering van [eiser] afgewezen.
Het Hof heeft het vonnis van de Rechtbank bekrachtigd.
3.3 Het Hof heeft bij de beoordeling van de vraag of Interpolis zich terecht op de opzetclausule beroept, samengevat, overwogen dat [eiser] [betrokkene 1] heeft geslagen met een ijzeren staaf die hij met twee handen vasthield, dat ten gevolge van dit slaan [betrokkene 1] een botbreuk in het linkerbovenbeen heeft opgelopen en dat hieruit kan worden afgeleid dat de slag met de ijzeren staaf zo hard is geweest dat het letsel het zekere gevolg is geweest van deze slag. Dit oordeel wordt, aldus het Hof, bevestigd door een geneeskundige verklaring, inhoudende dat sprake is van "ernstig letsel, waarvoor grof geweld noodzakelijk is geweest". Het Hof heeft voorts overwogen dat genoemd letsel ook voor [eiser] het zekere gevolg van zijn handelen was, in die zin, aldus het Hof, dat [eiser] zich ervan bewust was dat het letsel het gevolg van zijn handelen zou zijn. Het Hof leidt dit af uit de gedraging van [eiser] (het met zodanig geweld met een ijzeren staaf met twee handen door slaan tegen een (boven)been, waardoor dit breekt) en de door [eiser] direct na het voorval tegenover de politie afgelegde verklaring, inhoudende dat hij zich realiseerde wat hij had gedaan (rov. 4.5).
3.4 De in de onderdelen 1 en 2 algemeen geformuleerde en in de onderdelen A3, A4 en B5 tot en met 7 nader uitgewerkte rechts- en motiveringsklachten richten zich tegen de hiervoor in 3.3, tweede alinea, weergegeven oordelen van het Hof.
3.5 Onderdeel A3 keert zich met een motiveringsklacht tegen het oordeel van het Hof dat uit de gedraging van [eiser] is af te leiden dat [eiser] zich ervan bewust was dat het aan [betrokkene 1] toegebrachte letsel het gevolg van zijn handelen zou zijn.
Bij de beoordeling van deze klacht moet worden vooropgesteld dat bij toepasselijkheid van een opzetclausule als de onderhavige in een geval waarin de verzekerde letsel heeft toegebracht, van dekking is uitgesloten de aansprakelijkheid van een verzekerde die het in feite toegebrachte letsel heeft beoogd of zich ervan bewust was dat dit letsel het gevolg van zijn handelen zou zijn. Daarbij verdient aantekening dat de rechter onder omstandigheden uit de gedragingen van de verzekerde kan afleiden dat deze het letsel heeft beoogd of zich ervan bewust was dat dit letsel het gevolg van zijn handelen zou zijn (vgl. HR 6 november 1998, nr. C97/183, NJ 1999, 220).
Het Hof heeft vastgesteld dat [eiser] met een ijzeren staaf die hij met twee handen vasthield zo hard tegen het bovenbeen van [betrokkene 1] heeft geslagen dat een botbreuk in dat bovenbeen is ontstaan. In het licht van deze vaststelling van het Hof, die erop neerkomt dat [eiser] heeft geslagen met een voorwerp dat geëigend is om ernstig letsel toe te brengen en dat hij met grote kracht tegen het bovenbeen van [betrokkene 1] heeft geslagen, is het oordeel van het Hof dat [eiser] zich ervan bewust was dat het in feite toegebrachte letsel het gevolg van zijn handelen zou zijn, niet onbegrijpelijk. Tot een nadere motivering was het Hof - dat de juiste maatstaf heeft toegepast - niet gehouden. Het onderdeel faalt derhalve.
3.6 Onderdeel A4 berust op een verkeerde lezing van het arrest van het Hof en mist derhalve feitelijke grondslag.
3.7 Nu het door onderdeel A bestreden oordeel van het Hof de beslissing van het Hof zelfstandig kan dragen, behoeft onderdeel B geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Interpolis begroot op € 301,85 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 27 juni 2003.