ECLI:NL:HR:2003:AF7086
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over leges voor vergunning ontgronding
In deze zaak gaat het om een geschil over de leges die zijn geheven voor een aanvraag tot verlening van een vergunning voor ontgronding. De belanghebbende ontving op 18 december 1997 een kennisgeving van het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen, waarin een bedrag van ƒ 956,25 aan leges werd opgelegd. Na bezwaar van de belanghebbende, heeft GS het bedrag ambtshalve verlaagd tot ƒ 948,75. De belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van GS vernietigde en de leges vaststelde op ƒ 1083,75. Hierop heeft de belanghebbende cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, terwijl GS een verweerschrift indiende en tevens incidenteel beroep in cassatie instelde. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en verklaarde het principale beroep ongegrond, maar het incidentele beroep gegrond. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof voor zover deze het bedrag van de leges op ƒ 1083,75 vaststelde en handhaafde het bedrag van de leges op ƒ 948,75, zoals dit na de ambtshalve vermindering was vastgesteld. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen in het principale beroep niet tot cassatie konden leiden, omdat zij geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelden. De klacht in het incidentele beroep werd gegrond verklaard, omdat het bedrag van ƒ 1083,75 berustte op een misslag. De Hoge Raad besloot de zaak zelf af te doen en achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.