ECLI:NL:HR:2003:AF7006
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de schuldsaneringsregeling en de vereisten van goede trouw
In deze zaak heeft verzoekster op 9 augustus 2002 een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling ingediend bij de rechtbank Breda. De rechtbank heeft dit verzoek op 15 oktober 2002 afgewezen, omdat verzoekster niet te goeder trouw zou zijn geweest met betrekking tot het ontstaan van een schuld aan de gemeente Halderberge. Verzoekster ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 3 december 2002 de beschikking van de rechtbank bekrachtigde. Hierop heeft verzoekster cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Gerechtshof terecht heeft geoordeeld dat het begrip "schulden" in de Faillissementswet moet worden begrepen als "één of meer schulden". Dit betekent dat het niet te goeder trouw laten ontstaan van slechts één enkele schuld voldoende kan zijn voor de afwijzing van een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De Hoge Raad heeft ook vastgesteld dat de ratio van de Wet Schuldsanering natuurlijke personen niet vereist dat bepaalde schulden buiten beschouwing worden gelaten bij de beoordeling van de goede trouw van de schuldenaar.
De Hoge Raad heeft de klachten van verzoekster verworpen en het beroep in cassatie afgewezen. De beslissing is genomen door vice-president P. Neleman en de raadsheren P.C. Kop en F.B. Bakels, en is openbaar uitgesproken op 13 juni 2003. De uitspraak benadrukt het belang van goede trouw in de context van de schuldsaneringsregeling en bevestigt de interpretatie van de relevante wettelijke bepalingen.