ECLI:NL:HR:2003:AF7002
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over regresrecht van werkgever bij doorbetaling van loon na ongeval werknemer
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 oktober 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen STICHTING REVABO OOSTERBEEK (hierna: Revabo) en AMEV SCHADEVERZEKERING N.V. (hierna: Amev). Revabo had Amev gedagvaard voor de kantonrechter te Utrecht, met de vordering om een bedrag van ƒ 2.799,41 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 9 april 1999. De kantonrechter wees de vordering af, waarna Revabo in hoger beroep ging bij de rechtbank Utrecht, die het vonnis van de kantonrechter bekrachtigde. Revabo stelde vervolgens cassatie in, waarbij Amev concludeerde tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad beoordeelde de ontvankelijkheid van het cassatieberoep en oordeelde dat Revabo ontvankelijk was in haar beroep, ondanks dat het gevorderde bedrag onder de appelgrens lag. De Hoge Raad ging verder in op de vraag of Revabo recht had op het onbetaald gebleven gedeelte van haar vordering, gebaseerd op art. 6:107a BW. Dit artikel regelt de regresmogelijkheden van werkgevers die loon doorbetalen aan zieke werknemers. Amev had betoogd dat zij slechts de netto loonkosten hoefde te vergoeden, maar de Hoge Raad oordeelde dat de werkgever regres kan nemen voor het gehele doorbetaalde loon, zolang het civiele plafond niet is overschreden.
De Hoge Raad verwierp het beroep van Revabo en veroordeelde haar in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Amev waren begroot op € 286,89 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de interpretatie van regresrechten van werkgevers in vergelijkbare situaties.