ECLI:NL:HR:2003:AF6689

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/302HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vordering tot betaling en bewijslevering in civiele zaak

In deze zaak hebben eisers tot cassatie, [Eiser 1] en [Eiseres 2], een vordering ingesteld tegen verweerders in cassatie, [Verweerder 1] en [Verweerster 2], voor de Rechtbank te Utrecht. De eisers vorderden een bedrag van ƒ 92.780,06, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 10 maart 1997. De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 31 mei 2000 verweerders toegelaten tot bewijslevering en verdere beslissingen aangehouden. Verweerders hebben vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, waarbij zij hun vordering hebben vermeerderd tot ƒ 95.049,--. Het Hof heeft de zaak op 5 juli 2001 naar de rol verwezen voor nadere schadeberekening. Tegen het arrest van het Hof hebben eisers cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft de vordering van eisers afgewezen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 942,14 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan op 23 mei 2003 door de vice-president en raadsheren van de Hoge Raad.

Uitspraak

23 mei 2003
Eerste Kamer
Nr. C01/302HR
AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
2. [Eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. A.L.C.M. Oomen,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
2. [Verweerster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. H.A. Groen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerders in cassatie - verder te noemen: [verweerder] c.s. - hebben bij exploit van 9 februari 1999 eisers tot cassatie - verder te noemen: [eiser] c.s. - gedagvaard voor de Rechtbank te Utrecht en gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] c.s. te veroordelen, hoofdelijk des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan [verweerder] c.s. te voldoen een bedrag van ƒ 92.780,06, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 maart 1997, althans vanaf de dag van deze dagvaarding, althans met ingang van een zodanige datum als de Rechtbank in goede justitie meent te moeten vaststellen.
[Eiser] c.s. hebben de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 31 mei 2000 [verweerder] c.s. tot bewijslevering toegelaten en iedere verdere beslissing aangehouden.
Tegen dit tussenvonnis hebben [verweerder] c.s. hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. Daarbij hebben zij hun vordering vermeerderd tot een hoofdsom van ƒ 95.049,-- met de wettelijke rente daarover.
Bij tussenarrest van 5 juli 2001 heeft het Hof - onder aanhouding van iedere verdere beslissing - de zaak naar de rol verwezen om partijen in de gelegenheid te stellen zich over de schadeberekening nader uit te laten.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
[Verweerder] c.s. hebben de zaak doen toelichten door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van eisers tot cassatie in hun beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 942,14 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren A.G. Pos en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 23 mei 2003.