ECLI:NL:HR:2003:AF6630

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
37971
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.G. van Vliet
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem inzake naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 27 december 2001, betreffende een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting. De naheffingsaanslag, opgelegd voor het motorrijtuig met kenteken AA-00-AA, betrof een bedrag van ƒ 992 aan enkelvoudige belasting, met een verhoging van 100 procent. De Inspecteur had bij het vaststellen van de aanslag geen kwijtschelding verleend. Na bezwaar tegen de naheffingsaanslag heeft de Inspecteur deze gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond.

Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld en enkele klachten aangevoerd. De Staatssecretaris heeft zich in zijn verweerschrift gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad. Belanghebbende diende een conclusie van repliek in. De Hoge Raad heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd. De zaak wordt verwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor een hernieuwd onderzoek in volle omvang. Tevens is bepaald dat de Staat aan belanghebbende het griffierecht van € 72 vergoedt.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet voldoende had gemotiveerd of belanghebbende behoorlijk was opgeroepen voor de zitting van 12 juni 2001. De uitspraak van het Hof kan daarom niet in stand blijven. De overige klachten behoeven geen verdere behandeling. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten in het cassatiegeding, en het verwijzingshof zal beoordelen of er een vergoeding voor de proceskosten aan belanghebbende moet worden toegekend.

Uitspraak

Nr. 37.971
21 maart 2003
RB
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 27 december 2001, nr. 99/01014, betreffende na te melden naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting.
1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het motorrijtuig met het kenteken AA-00-AA een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd, berekend over het tijdvak 24 november 1996 tot en met 8 oktober 1997 ten bedrage van ƒ 992 aan enkelvoudige belasting, met een verhoging van 100 percent, van welke verhoging de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslag geen kwijtschelding heeft verleend. De naheffingsaanslag en de beschikking inzake de verhoging zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij gezamenlijke uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij enkele klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris heeft bij verweerschrift zich gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
Belanghebbende klaagt in cassatie onder andere over het feit dat hij de oproeping voor de zitting van het Hof van 12 juni 2001 te Arnhem nimmer heeft ontvangen. In 's Hofs uitspraak is onder 2.3 vermeld dat blijkens de retourkaart de brief aan belanghebbende houdende de oproeping ter zitting te verschijnen in ontvangst is genomen door ene B, met als bedrijfsnaam C. Nu uit de uitspraak en de stukken van het geding niet blijkt dat zulks is geschied op het adres van belanghebbende, had het Hof in zijn uitspraak uitdrukkelijk blijk moeten geven van zijn oordeel omtrent de vraag of belanghebbende behoorlijk was opgeroepen, en dat oordeel moeten motiveren, hetgeen het Hof niet heeft gedaan. 's Hofs uitspraak kan daarom niet in stand blijven. De overige klachten behoeven geen behandeling. Verwijzing moet volgen voor een hernieuwd onderzoek van de zaak in volle omvang.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht, wat het geding in cassatie betreft, geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor een hernieuwd onderzoek van de zaak in volle omvang en
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 72.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2003.