ECLI:NL:HR:2003:AF6606
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Arrest inzake vestiging van een recht van overpad ten behoeve van een perceel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 juni 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de vestiging van een recht van overpad. Eiser, wonende te [woonplaats], had verweerders, [verweerder 1] en [verweerster 2], gedagvaard voor de Rechtbank te Rotterdam. Eiser vorderde dat verweerders zouden meewerken aan de vestiging van een erfdienstbaarheid ten behoeve van zijn perceel aan de [a-straat 1]. De Rechtbank heeft de vordering van eiser afgewezen, en het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft deze afwijzing in hoger beroep bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad overwoog dat de vordering van eiser was gebaseerd op het feit dat de notaris verzuimd had om het recht van overpad op te nemen in de leveringsakten van de percelen. Eiser stelde dat verweerders in strijd met de goede trouw handelden door medewerking aan de vestiging van het recht van overpad te weigeren. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had vastgesteld dat verweerders niet bekend waren met de aanspraak van eiser op het recht van overpad ten tijde van de koop en levering van hun perceel. De Hoge Raad verwierp het beroep van eiser en veroordeelde hem in de kosten van het geding in cassatie.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de notariële akten en de bekendheid van partijen met rechten die aan onroerend goed zijn verbonden. De beslissing van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die betrekking hebben op erfdienstbaarheden en de verplichtingen van notaris bij de overdracht van onroerend goed.