ECLI:NL:HR:2003:AF6561

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
37901
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.G. Pos
  • L. Monné
  • P.J. van Amersfoort
  • A.R. Leemreis
  • C.J.J. van Maanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van burgemeester en wethouders van de gemeente Sneek tegen uitspraak Gerechtshof Leeuwarden inzake naheffingsaanslag parkeerbelasting

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de burgemeester en wethouders van de gemeente Sneek tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 10 december 2001. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting die aan een belanghebbende is opgelegd voor het parkeren op 17 oktober 2000. De naheffingsaanslag bedroeg in totaal ƒ 83, waarvan ƒ 1 aan enkelvoudige belasting en ƒ 82 aan kosten voor het opleggen van de aanslag. Na bezwaar tegen de aanslag heeft de heffingsambtenaar de aanslag gehandhaafd, waarna de belanghebbende in beroep ging bij het Hof.

Het Gerechtshof heeft het beroep gegrond verklaard en de aanslag vernietigd. De burgemeester en wethouders van de gemeente Sneek hebben vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak. De Advocaat-Generaal Th. Groeneveld heeft op 21 februari 2003 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie, tot vernietiging van de uitspraak van het Hof en tot verwijzing van de zaak naar een ander gerechtshof.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het oordeel van het Hof, dat de belanghebbende de verschuldigde parkeerbelasting heeft betaald, berust op de waardering van de bewijsmiddelen die aan het Hof voorbehouden is. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk en behoeft geen nadere motivering. De Hoge Raad heeft de klacht van de burgemeester en wethouders verworpen en het beroep ongegrond verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 14 november 2003.

Uitspraak

Nr. 37.901
14 november 2003
AB
gewezen op het beroep in cassatie van burgemeester en wethouders van de gemeente Sneek te Sneek tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 10 december 2001, nr. BK 904/00, betreffende na te melden aan X te Z opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is ter zake van het parkeren op 17 oktober 2000 te Q een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Sneek opgelegd ten bedrage van ƒ 83, bestaande uit ƒ 1 aan enkelvoudige belasting en ƒ 82 aan kosten ter zake van het opleggen van die aanslag. De aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Sneek gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak alsmede de aanslag vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Burgemeester en wethouders van de gemeente Sneek hebben tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Th. Groeneveld heeft op 21 februari 2003 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep, tot vernietiging van de uitspraak van het Hof en tot verwijzing van de zaak naar een ander gerechtshof.
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de klacht
's Hofs oordeel dat belanghebbende de verschuldigde parkeerbelasting heeft betaald, berust op de aan het Hof voorbehouden waardering van de bewijsmiddelen. Het is niet onbegrijpelijk en behoefde geen nadere motivering. De tegen dit oordeel gerichte klacht faalt derhalve.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren L. Monné, P.J. van Amersfoort, A.R. Leemreis en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2003.