ECLI:NL:HR:2003:AF6221
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen dwangbevel griffierecht in cassatieprocedure
In deze zaak heeft de advocaat van [betrokkene 1] op 30 juli 2002 verzet aangetekend tegen een dwangbevel dat door de Griffier van de Hoge Raad was uitgevaardigd. Dit dwangbevel betrof het griffierecht dat was vastgesteld op ƒ 8.890,-- in een cassatieprocedure met rekestnummer R02/055, die was aangespannen tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 21 maart 2000. De advocaat stelde dat op het moment van indienen van het verzoekschrift tot cassatie een toevoeging was aangevraagd, maar nog niet verleend. Hij betoogde dat de Hoge Raad gebruik had kunnen maken van de mogelijkheden die in artikel 18 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken (WTBZ) zijn vervat, omdat [betrokkene 1] geen inkomen had.
De Griffier van de Hoge Raad heeft het verzet bestreden en verzocht om het verzet ongegrond te verklaren. De Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense heeft in zijn conclusie ook tot ongegrondverklaring van het verzet geadviseerd. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de advocaat uit eigen hoofde optreedt en dat de vereisten van artikel 18 WTBZ niet zijn nageleefd, aangezien de benodigde verklaring of bescheiden niet waren overgelegd op het moment dat het vast recht verschuldigd werd.
De Hoge Raad heeft uiteindelijk het verzet ongegrond verklaard. Deze beschikking is gegeven door vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman en A. Hammerstein, en is in het openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels op 23 mei 2003.