ECLI:NL:HR:2003:AF6200
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Ontslag op staande voet en de rechtvaardiging daarvan in het arbeidsrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 juni 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de rechtmatigheid van een ontslag op staande voet. De eiser, die in dienst was bij [A] B.V., had zijn werkgever gedagvaard omdat hij meende dat zijn ontslag, dat op 8 maart 1999 was gegeven, nietig was. De Kantonrechter te Zaandam had in eerste instantie de vorderingen van de eiser toegewezen bij verstek, maar na verzet van de werkgever werd dit vonnis vernietigd. De Rechtbank te Haarlem bekrachtigde vervolgens het vonnis van de Kantonrechter, waarbij werd geoordeeld dat de herhaalde overtredingen van de huisregels door de eiser, ondanks eerdere waarschuwingen, een dringende reden voor ontslag op staande voet rechtvaardigden. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de Rechtbank niet onjuist had geoordeeld door te stellen dat de eiser, gezien zijn gedrag en de voorgeschiedenis, had moeten begrijpen dat zijn ontslag gerechtvaardigd was. De Hoge Raad benadrukte dat bij de beoordeling van een ontslag op staande voet zowel het belang van de werkgever als de gevolgen voor de werknemer in overweging moeten worden genomen. In dit geval was de houding van de eiser, die herhaaldelijk de huisregels had overtreden, van zodanige aard dat de werkgever niet anders kon dan tot ontslag overgaan. De Hoge Raad verwierp het beroep van de eiser en veroordeelde hem in de proceskosten.