ECLI:NL:HR:2003:AF6197

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/209HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de vernietiging van een overeenkomst op grond van dwaling en de toewijzing van schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door [eiser] c.s. tegen een eindarrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een geschil over de vernietiging van een overeenkomst op grond van dwaling. De Rechtbank had eerder in een vonnis van 18 november 1998 de vorderingen van [verweerder] c.s. niet-ontvankelijk verklaard, maar het Gerechtshof heeft in zijn eindarrest van 5 april 2001 dit vonnis vernietigd en de primaire vordering van [verweerder] c.s. toegewezen. [Eiser] c.s. hebben vervolgens cassatie ingesteld tegen dit eindarrest.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de beslissing van het Gerechtshof bevestigt.

In de uitspraak heeft de Hoge Raad [eiser] c.s. veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels op 6 juni 2003.

Uitspraak

6 juni 2003
Eerste Kamer
Nr. C01/209HR
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.A. Leijten,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. H.A. Groen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerders in cassatie - verder te noemen: [verweerder] c.s. - hebben bij exploit van 28 januari 1997 eiser tot cassatie alsmede [A] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] - verder afzonderlijk te noemen: [A] en [eiser], dan wel gezamenlijk [eiser] c.s. - gedagvaard voor de Rechtbank te Amsterdam en - na wijziging van eis bij conclusie van repliek - gevorderd bij vonnis, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [Eiser] c.s. te veroordelen om aan [verweerder] c.s. alle schade, zowel het geleden verlies als de gederfde winst, ontstaan door de blijvende niet nakoming van de verplichting van [eiser] c.s. om aan [verweerder] c.s. het recht op levering te verschaffen jegens de Stichting Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten van de onroerende zaken, gelegen te Amsterdam aan de Lutmastraat 191-197, te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, een en ander op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en
2. [Eiser] c.s. te veroordelen om [verweerder] c.s. binnen twee dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis de door [verweerder] c.s. gemaakte buitengerechtelijke kosten ten belope van ƒ 1.869,13 te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding.
[Eiser] c.s. hebben de vorderingen bestreden en voorwaardelijk, voor het geval de Rechtbank mocht oordelen dat er tussen partijen een wilsovereenkomst zoals gerelateerd in de dagvaarding onder 1 bestond, in reconventie gevorderd deze overeenkomst te vernietigen op grond van dwaling en subsidiair, voorwaardelijk, indien de Rechtbank mocht oordelen dat de intentieverklaring d.d. 9 oktober 1996 de overeenkomst tussen partijen behelst, waarvan thans in rechte nakoming wordt gevorderd door [verweerder] c.s., deze overeenkomst te ontbinden op grond van dwaling, alsook [verweerder] c.s. te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser] c.s. geleden en te lijden schade.
[Verweerder] c.s. hebben in voorwaardelijke reconventie de vorderingen bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 18 november 1998 in conventie [verweerder] c.s. niet-ontvankelijk in hun vorderingen verklaard en in reconventie vastgesteld dat op de reconventionele vordering niet behoeft te worden beslist.
Tegen dit vonnis hebben [verweerder] c.s. hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.
Bij tussenarrest van 12 oktober 2000 heeft het Hof een comparitie van partijen gelast en bij eindarrest van 5 april 2001 in conventie en in reconventie het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw rechtdoende in conventie de primaire vordering van [verweerder] c.s. toegewezen en in reconventie de vorderingen van [eiser] c.s. afgewezen.
Het eindarrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [eiser] mede door mr. G.R. den Dekker, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 6 juni 2003.