ECLI:NL:HR:2003:AF6129
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot aandelen en schuldvorderingen
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die aan belanghebbende is opgelegd voor het jaar 1996. De aanslag was gebaseerd op een belastbaar inkomen van ƒ 589.576, waarvan een aanzienlijk deel belast was naar het tarief van artikel 57a, lid 2, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Na bezwaar van belanghebbende werd de aanslag verminderd met ƒ 8.453, maar belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de aanslag uiteindelijk tot nihil verlaagde en het verlies van belanghebbende over 1996 vaststelde op ƒ 2.667.
De Staatssecretaris van Financiën stelde beroep in cassatie in tegen deze uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de toepassing van de Wijzigingswet en de relevante bepalingen van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. De Hoge Raad concludeert dat het Hof een onjuiste uitleg heeft gegeven aan de wetgeving met betrekking tot de verkrijgingsprijs van aandelen en schuldvorderingen. De Hoge Raad oordeelt dat de aflossingen op de rekening-courantschuld, die na 4 juni 1996 zijn gedaan, als winst uit aanmerkelijk belang in de belastingheffing moeten worden betrokken.
De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 21 maart 2003.