ECLI:NL:HR:2003:AF6127

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
37981
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.J. Zuurmond
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
  • J.W. van den Berge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aftrekbaarheid van verkoopkosten en informele kapitaalstortingen in vennootschapsbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 maart 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft de aftrekbaarheid van kosten die zijn gemaakt in verband met de verkoop van een deelneming. Belanghebbende, X B.V., had haar deelneming in A B.V. verkocht aan B B.V. onder de voorwaarde dat het zittende management van A B.V. zou worden ontslagen. In dat kader zijn er afkoopsommen betaald ten bedrage van ƒ 325.150. De Inspecteur had bij het vaststellen van de vennootschapsbelasting voor het boekjaar 1997/1998 het verlies van dat jaar vastgesteld op ƒ 30.135 en de afkoopsommen niet als aftrekbare kosten geaccepteerd.

Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur bevestigd, waarbij het Hof oordeelde dat de afkoopsommen geen aftrekbare verkoopkosten zijn en dat deze kosten in aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van het behaalde deelnemingsresultaat. X B.V. heeft hiertegen cassatie ingesteld, waarbij de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat indien de salariskosten van werknemers van een dochtermaatschappij door de moedermaatschappij worden gedragen, deze kosten moeten worden beschouwd als informele kapitaalstortingen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het Hof terecht heeft geconcludeerd dat de kosten niet ten laste van de winst van belanghebbende kunnen worden gebracht. De middelen van X B.V. zijn derhalve verworpen, en de Hoge Raad heeft het beroep ongegrond verklaard. De proceskosten zijn niet toegewezen.

Uitspraak

Nr. 37.981
21 maart 2003
RB
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 19 november 2001, nr. 00/00193, betreffende na te melden beschikking als bedoeld in artikel 20a, lid 1, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
De Inspecteur heeft, gelijktijdig met het vaststellen van de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het boekjaar 1997/1998, het bedrag van het verlies van dat jaar bij beschikking vastgesteld op ƒ 30.135. De beschikking is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Op 11 september 1997 heeft belanghebbende haar deelneming in A B.V. (hierna: de deelneming) verkocht aan B B.V. (hierna: B). B heeft bij de koop bedongen dat belanghebbende de deelneming overdraagt nadat het zittende management is ontslagen, omdat B een eigen management wenste te benoemen. In verband met het ontslag van het management zijn ten laste van belanghebbende twee afkoopsommen betaald ten bedrage van in totaal ƒ 325.150.
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de afkoopsommen geen aftrekbare verkoopkosten van de deelneming vormen en niet ten laste van belanghebbendes winst kunnen worden gebracht maar in aanmerking moeten worden genomen bij de
berekening van het bij de verkoop behaalde deelnemingsresultaat.
3.3 Indien de salariskosten van werknemers van een dochtermaatschappij, ook die met betrekking tot het ontslag van die werknemers, worden gedragen door de moedermaatschappij, moeten deze kosten worden beschouwd als informele kapitaalstortingen van die moedermaatschappij in de dochtermaatschappij. Hieruit volgt dat het Hof, wat er zij van zijn overwegingen, terecht heeft geoordeeld dat de onderhavige kosten niet ten laste van belanghebbendes winst kunnen worden gebracht. De van een andere opvatting uitgaande middelen falen derhalve.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, P. Lourens, C.B. Bavinck en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2003.