ECLI:NL:HR:2003:AF5880

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/160HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
  • J.B. Fleers
  • A.G. Pos
  • P.C. Kop
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad en ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak hebben eisers tot cassatie, bestaande uit [Eiser 1], [Eiseres 2] en [Eiser 3], een rechtszaak aangespannen tegen verweerders in cassatie, waaronder [Verweerder 1], [Verweerder 2], [Verweerder 3], [Verweerder 4], [Verweerder 5], [Verweerster 6], [Verweerster 7] en [Verweerster 8]. De eisers vorderden dat de verweerders hoofdelijk aansprakelijk zouden worden gesteld op basis van onrechtmatige daad, alsook een schadevergoeding voor geleden schade als gevolg van niet-nakoming van bepaalde garanties. De Rechtbank te Amsterdam heeft in een vonnis van 23 december 1998 de vordering van eisers afgewezen, waarna eisers hoger beroep hebben ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. Het Hof heeft op 16 november 2000 het vonnis van de Rechtbank vernietigd voor een deel en de zaak terugverwezen naar de Rechtbank voor verdere behandeling.

Eisers hebben vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 13 juni 2003 geoordeeld dat eisers niet-ontvankelijk zijn in hun beroep voor zover dit gericht is tegen de niet verschenen verweerders. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen en eisers veroordeeld in de proceskosten. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot niet-ontvankelijkverklaring van eisers in hun beroep tegen de niet verschenen verweerders en tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en de zaak afgesloten met een uitspraak die de ontvankelijkheid van het beroep en de beoordeling van de klachten betreft.

Uitspraak

13 juni 2003
Eerste Kamer
Nr. C01/160HR
MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1], en
2. [Eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
3. [Eiser 3]
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. D. Rijpma,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
3. [Verweerder 3],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat mr. J.B.M.M. Wuisman,
alsmede tegen,
4. [Verweerder 4],
wonende te [woonplaats],
5. [Verweerder 5],
wonende te [woonplaats]
6. [Verweerster 6],
gevestigd te [vestigingsplaats],
7. [Verweerster 7],
gevestigd te [vestigingsplaats],
8. [Verweerster 8],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eisers tot cassatie - verder te noemen: [eiser] c.s. - en [betrokkene 1] hebben bij exploit van 13 december 1996 verweerders in cassatie - verder te noemen: [verweerder] c.s. - gedagvaard voor de Rechtbank te Amsterdam. Na wijziging van eis hebben [eiser] c.s. en [betrokkene 1] gevorderd:
- te verklaren voor recht, dat [verweerder] c.s. hoofdelijk jegens hen aansprakelijk zijn op grond van onrechtmatige daad als omschreven in de inleidende dagvaarding sub 7 (i) en 7(ii);
- [verweerder] c.s. hoofdelijk te veroordelen aan [eiser] c.s. en [betrokkene 1] te betalen alle schade die zij hebben geleden of zullen lijden als gevolg van de niet-nakoming van [C] onder de in de inleidende dagvaarding bedoelde rendements- en terugkoopgaranties, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding, althans telkens vanaf het tijdstip dat deze vennootschap enig bedrag onder die garanties had moeten betalen, een en ander nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
[Verweerder] c.s. hebben de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 23 december 1998 het gevorderde tegen verweerders in cassatie sub 1, 2, 3, 5, 6, 7 en 8, te weten [verweerder 1], [verweerder 2], [verweerder 3], [verweerder 5], [verweerster 6], [verweerster 7] en [verweerster 8], afgewezen. De Rechtbank heeft voorts [eiser] c.s. en [betrokkene 1] toegelaten tot het in rov. 5.2.5. van haar vonnis omschreven bewijs en iedere verdere beslissing aangehouden.
Tegen dit vonnis hebben [eiser] c.s. en [betrokkene 1] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 16 november 2000 heeft het Hof het vonnis waarvan beroep vernietigd voor zover de Rechtbank daarin [eiser] c.s. en [betrokkene 1] belast met het bewijs als omschreven in rov. 5.2.5 van dat vonnis. In zoverre opnieuw rechtdoende heeft het Hof verweerder in cassatie sub 4, [verweerder 4], toegelaten tot het tegenbewijs als omschreven in rov. 4.11 van zijn arrest. Het Hof heeft voorts de zaak naar de Rechtbank te Amsterdam verwezen ter verdere behandeling en beslissing en het vonnis waarvan beroep voor het overige bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder 4], [verweerder 5], [verweerster 6], [verweerster 7] en [verweerster 8] is verstek verleend. [Verweerder 1], [verweerder 2] en [verweerder 3] hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] c.s. in hun beroep voor zover gericht tegen [verweerder 4], [verweerder 5], [verweerster 6], [verweerster 7] en [verweerster 8] en tot verwerping van het beroep voor het overige.
3. Beoordeling de ontvankelijkheid van het beroep
Tegen het bestreden arrest, voor zover dit tussen [eiser] c.s. en de niet verschenen verweerders in cassatie is gewezen, zijn geen cassatiemiddelen gericht. [eiser] c.s. kunnen derhalve in zoverre niet in hun cassatieberoep worden ontvangen.
4. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart [eiser] c.s. niet-ontvankelijk in hun beroep voor zover ingesteld tegen [verweerder 4], [verweerder 5], [verweerster 6], [verweerster 7] en [verweerster 8];
verwerpt het beroep voor het overige;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder 4], [verweerder 2] en [verweerder 3] begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris en aan de zijde van [verweerder 4], [verweerder 5], [verweerster 6], [verweerster 7] en [verweerster 8] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, A.G. Pos, P.C. Kop en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 13 juni 2003.