ECLI:NL:HR:2003:AF5548
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de beschikking inzake alimentatie en arbeidsongeschiktheid in echtscheidingszaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 oktober 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een echtscheidingszaak tussen een vrouw en een man. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had in eerste instantie bij de rechtbank te 's-Gravenhage een verzoekschrift ingediend voor echtscheiding en alimentatie. De rechtbank had op 7 augustus 2000 de echtscheiding uitgesproken en de alimentatie voor de vrouw vastgesteld op ƒ 460,-- per maand, terwijl de kinderalimentatie was vastgesteld op ƒ 250,-- per maand per kind. De man had geen verweer gevoerd tegen het echtscheidingsverzoek, maar had wel hoger beroep ingesteld tegen de alimentatiebeslissingen van de rechtbank.
Het gerechtshof te 's-Gravenhage vernietigde op 14 februari 2001 de beschikking van de rechtbank voor wat betreft de alimentatie en wees de verzoeken van de vrouw af. De vrouw ging in cassatie tegen deze beslissing. De Hoge Raad oordeelde dat het hof zijn beslissing onvoldoende had gemotiveerd, met name met betrekking tot de arbeidsongeschiktheid van de man. De Hoge Raad stelde vast dat er geen medische verklaringen waren over de arbeidsongeschiktheid van de man, en dat het hof onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn oordeel dat de man arbeidsongeschikt was.
De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Dit arrest benadrukt het belang van voldoende bewijs in alimentatiezaken, vooral als het gaat om de draagkracht van de alimentatieplichtige.