ECLI:NL:HR:2003:AF5454
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor meineed in het kader van Parlementaire Enquête Commissie Opsporingsmethoden
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin de verdachte is veroordeeld voor meineed. De verdachte, geboren in 1955, heeft als politiefunctionaris verklaard voor de Parlementaire Enquête Commissie Opsporingsmethoden (PEC Opsporingsmethoden) en is beschuldigd van het opzettelijk afleggen van valse verklaringen. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie dat is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaten, mr. J.M. Sjöcrona en mr. D.V.A. Brouwer. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat het beroep moet worden verworpen.
De zaak is verbonden met een andere zaak tegen een medeverdachte, die ook is veroordeeld voor meineed. De PEC Opsporingsmethoden, ingesteld na de opheffing van het interregionaal rechercheteam, had als doel de opsporingsmethoden te onderzoeken. De verdachte heeft verklaard dat hij in 1993 en 1994 geen betrokkenheid had bij bepaalde handelingen, maar het Hof heeft deze verklaringen als onwaar bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie kunnen leiden, omdat de argumenten niet eerder in de feitelijke aanleg zijn aangevoerd.
De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de veroordeling van de verdachte tot twee maanden gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De uitspraak is gedaan door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar gemaakt op 8 juli 2003.