ECLI:NL:HR:2003:AF5408
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake strafzaak op basis van de Opiumwet en Wet wapens en munitie
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 12 maart 2002 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1966. De verdachte was veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf voor verschillende strafbare feiten, waaronder het medeplegen van het voorbereiden van een feit als bedoeld in de Opiumwet, deelnemen aan een criminele organisatie, en het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. G. Meijers. De Advocaat-Generaal, Jörg, concludeerde dat het beroep verworpen moest worden.
De Hoge Raad beoordeelde verschillende middelen die door de verdediging waren ingediend. Het eerste middel betrof de klacht dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet openbaar was geweest, maar de Hoge Raad oordeelde dat er geen wettige grond was voor deze klacht. Het tweede middel werd verworpen zonder nadere motivering, omdat het niet leidde tot rechtsvragen van belang voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. Het derde middel betrof de bewijsvoering, waarbij de verdediging aanvoerde dat een proces-verbaal van politie niet redengevend was voor de bewezenverklaring. Ook dit middel faalde. Het vierde middel ging over het ontbreken van een proces-verbaal van een eerdere zitting, maar ook dit middel werd verworpen.
Uiteindelijk oordeelde de Hoge Raad dat de ingediende middelen niet tot cassatie konden leiden en dat er geen grond was om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen. De Hoge Raad verwerpt het beroep, en het arrest werd uitgesproken op 6 mei 2003 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend-griffier.