ECLI:NL:HR:2003:AF5404

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02077/02 A
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen vrijspraak en veroordeling voor medeplichtigheid aan diefstal met geweld

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De verdachte, geboren op Aruba in 1971 en ten tijde van de uitspraak gedetineerd in het Korrektie Instituut Aruba, was eerder vrijgesproken van een primair tenlastegelegde strafzaak. Echter, het Hof had hem wel veroordeeld voor medeplichtigheid aan diefstal, waarbij geweld en bedreiging met geweld tegen personen aan de orde waren. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van zes jaren opgelegd.

Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. D.G. Kock uit Oranjestad, Aruba. De Advocaat-Generaal, Wortel, concludeerde dat het beroep verworpen moest worden. De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld, maar oordeelde dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad stelde vast dat er geen rechtsvragen waren die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, omdat er geen gronden aanwezig waren voor vernietiging van de bestreden uitspraak. Dit arrest is uitgesproken door vice-president C.J.G. Bleichrodt, samen met de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens en J.P. Balkema, in aanwezigheid van waarnemend-griffier I.W.P. Verboon.

Uitspraak

8 april 2003
Strafkamer
nr. 02077/02 A
EW/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 18 december 2001, nummer H-167/01, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren [te geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, ten tijde van de bestreden uitspraak gedetineerd in het Korrektie Instituut Aruba.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg, zittingsplaats Aruba, van 29 juni 2001 - de verdachte vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding primair tenlastegelegde en hem voorts ter zake van "medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl dit feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en de dood ten gevolge heeft" veroordeeld tot zes jaren gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. D.G. Kock, advocaat te Oranjestad (Aruba), bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
2.2. De Hoge Raad heeft kennis genomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens en J.P. Balkema, in bijzijn van de waarnemend-griffier I.W.P. Verboon, en uitgesproken op 8 april 2003.