ECLI:NL:HR:2003:AF5388
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de bestreden uitspraak in een cassatieprocedure inzake doodslag en verkrachting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1962 en destijds gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem, was eerder door het Hof veroordeeld tot achttien jaar gevangenisstraf voor verkrachting en doodslag. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. G. Spong, behandeld. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, met name vanwege een onjuiste vermelding van het toepasselijke wetsartikel in de strafoplegging.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. Dit heeft geleid tot de beslissing om de opgelegde gevangenisstraf te verminderen. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen voor zover het betreft de vermelding van artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht, en heeft artikel 287 als het juiste wetsartikel voor de strafoplegging vastgesteld. De duur van de gevangenisstraf is verminderd tot zeventien jaren en zes maanden.
De Hoge Raad heeft verder geoordeeld dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie kunnen leiden, en dat de bewijsmiddelen voldoende zijn om de betrokkenheid van de verdachte bij de doodslag te onderbouwen. De beslissing van het Hof om de verdachte vrij te spreken van bepaalde tenlasteleggingen is in stand gehouden, maar de Hoge Raad heeft de strafmaat aangepast op basis van de overschrijding van de redelijke termijn. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president W.J.M. Davids en de raadsheren G.J.M. Corstens en B.C. de Savornin Lohman, in aanwezigheid van waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber.