ECLI:NL:HR:2003:AF5261
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- G.J.M. Corstens
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
Op 3 juni 2003 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak tegen een beslissing van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, geboren in 1954 en wonende in Spanje. De betrokkene had in hoger beroep een verplichting opgelegd gekregen tot betaling aan de Staat van een bedrag van ƒ 21.502,-, subsidiair 120 dagen hechtenis. Het beroep in cassatie is ingesteld door de betrokkene, vertegenwoordigd door mr. C.J. van Bavel, advocaat te Utrecht. De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat het beroep verworpen moet worden.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het middel van cassatie niet kan leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak. Volgens artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie behoeft dit geen nadere motivering, omdat het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat er geen gronden zijn voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beslissing van het Gerechtshof te Amsterdam in stand blijft. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de grenzen van cassatie en de toetsing van eerdere uitspraken door hogere rechters verduidelijkt.