ECLI:NL:HR:2003:AF5250

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02458/05 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.W. Ilsink
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een arrest inzake wederspannigheid

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 januari 2006 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 2 februari 1993 was gewezen. De aanvrager, geboren in 1953 en wonende te [woonplaats], had eerder al twee aanvragen tot herziening ingediend, welke door de Hoge Raad op respectievelijk 17 januari 1995 en 7 oktober 1997 niet-ontvankelijk waren verklaard. De aanvrage tot herziening in deze zaak steunt op gronden die in de eerdere beslissingen als ongenoegzaam zijn beoordeeld, waardoor deze niet kan worden ontvangen.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de aangevoerde omstandigheden niet voldoen aan de vereisten van artikel 457, eerste lid aanhef en onder 2° van het Wetboek van Strafvordering, wat betekent dat de aanvrage ook in dat opzicht niet ontvankelijk is. De zaak betreft een veroordeling van de aanvrager voor wederspannigheid, waarbij het Hof de aanvrager had veroordeeld tot een geldboete van zevenhonderdvijftig gulden, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij gebreke van betaling.

De Hoge Raad heeft uiteindelijk de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk verklaard, waarmee de eerdere veroordeling in stand blijft. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, en is openbaar gemaakt op 31 januari 2006.

Uitspraak

31 januari 2006
Strafkamer
nr. 02458/05 H
IC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 2 februari 1993, nummer 22/000901-92, ingediend door:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam van 17 juni 1991 - de aanvrager ter zake van "wederspannigheid" veroordeeld tot een geldboete van zevenhonderdvijftig gulden, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door vijftien dagen hechtenis.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
Bij beschikkingen van de Hoge Raad van 17 januari 1995, nr. 4860 Herz. en 7 oktober 1997, nr. 5076 Herz., zijn eerdere aanvragen tot herziening van het arrest van het Hof niet-ontvankelijk verklaard. Voorzover de aanvrage steunt op gronden die in deze beslissingen ongenoegzaam zijn geoordeeld, kan zij niet worden ontvangen.
Voor het overige kan hetgeen in de aanvrage is aangevoerd niet worden aangemerkt als een beroep op omstandigheden welke een ernstig vermoeden wekken als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv, zodat zij ook in zoverre niet kan worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier M.T.E. van Huut, en uitgesproken op 31 januari 2006.