ECLI:NL:HR:2003:AF5110
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en de beoordeling van kennis van belastingplichtige
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De belanghebbende had voor het jaar 1996 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen, gebaseerd op een belastbaar inkomen van ƒ 85.134. Na bezwaar werd er een navorderingsaanslag opgelegd, waarbij het belastbaar inkomen werd verhoogd naar ƒ 89.334. Het Hof heeft de navorderingsaanslag en de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, waarna de Staatssecretaris in cassatie ging.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof onterecht heeft geoordeeld over het moment waarop de kennis van de belastingplichtige relevant is voor de beoordeling van de navorderingsaanslag. De Hoge Raad stelt vast dat de WOZ-waarde van de woning van de belanghebbende ten tijde van de aangifte nog niet bekend was. De klacht van de Staatssecretaris dat het Hof de wetsgeschiedenis van artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen niet correct heeft toegepast, kan niet leiden tot cassatie. De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt de Staatssecretaris in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 322 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 28 februari 2003. De kosten van het geding in cassatie worden voor de Staatssecretaris van Financiën vastgesteld, en er wordt een griffierecht geheven van € 348. De zaak is van belang voor de rechtsontwikkeling en de eenheid van rechtspraak, vooral met betrekking tot de kennis van belastingplichtigen over hun belastingaanslagen.