ECLI:NL:HR:2003:AF4662

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/297HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • D.H. Beukenhorst
  • A. Hammerstein
  • P.C. Kop
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over testamentaire last en bewoningsrecht in geschil tussen erfgenamen en Stichting

In deze zaak hebben eisers tot cassatie, bestaande uit meerdere erfgenamen, de Stichting gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Hertogenbosch. Zij vorderden dat de Stichting hen het recht van bewoning zou verlenen van een woning die door de erflaatster tot aan haar overlijden werd bewoond. De Rechtbank heeft in een tussenvonnis drie deskundigen benoemd om een vraag te beantwoorden die in het dictum van het vonnis was geformuleerd. Na het uitbrengen van een nader deskundigenrapport heeft de Rechtbank in een eindvonnis de Stichting veroordeeld tot nakoming van de testamentaire last. De Stichting heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat de vonnissen van de Rechtbank heeft vernietigd en de vorderingen van de erfgenamen heeft afgewezen. Tegen deze beslissing hebben de erfgenamen cassatie ingesteld, terwijl de Stichting voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal, die tot verwerping van het principale beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de erfgenamen niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het voorwaardelijk incidenteel beroep van de Stichting behoeft geen behandeling, omdat de voorwaarde waaronder dit beroep is ingesteld niet is vervuld. De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en de erfgenamen in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.

Uitspraak

4 april 2003
Eerste Kamer
Nr. C01/297HR
MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiseres 1], wonende te [woonplaats], Frankrijk,
2. [eiser 2], wonende te [woonplaats],
3. [eiser 3], wonende te [woonplaats], Frankrijk,
4. [eiseres 4], wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie, voorwaardelijk incidenteel verweerders in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
[verweerster], gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie, voorwaardelijk incidenteel eiseres,
advocaat: mr. R.S. Meijer.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eisers tot cassatie - verder te noemen: [eiser] c.s. - hebben bij exploit van 15 februari 1995 verweerster in cassatie - verder te noemen: de Stichting - gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Hertogenbosch en gevorderd, kort gezegd, de Stichting te veroordelen tot nakoming van de testamentaire last door aan hen het recht van bewoning te verlenen van de door [erflaatster] (hierna: de erflaatster) tot aan haar overlijden bewoonde woning (het koetshuis) in het poortgebouw van kasteel Heeswijk met inbegrip van aanliggende voorplaats en tuin, garages en moestuin.
De Stichting heeft de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 20 september 1996 drie deskundigen benoemd ter beantwoording van de in het dictum van haar vonnis geformuleerde vraag.
Bij tweede tussenvonnis van 27 november 1998 heeft de Rechtbank de benoemde deskundigen opgedragen een nader deskundigenrapport uit te brengen.
Nadat de deskundigen hun nader rapport hadden uitgebracht heeft de Rechtbank bij eindvonnis van 19 november 1999 de Stichting - kort gezegd - veroordeeld tot nakoming van de testamentaire last.
Tegen voornoemde vonnissen van de Rechtbank heeft de Stichting hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbsch.
Bij arrest van 29 juni 2001 heeft het Hof de vonnissen van de Rechtbank van 20 september 1996, 27 november 1998 en 19 november 1999 vernietigd en, opnieuw rechtdoende, (a) het door [eiser] c.s. gevorderde afgewezen, (b) [eiser] c.s. in de kosten van het geding in beide instanties veroordeeld die van de deskundigen daaronder begrepen, en (b) de vordering van de Stichting tot veroordeling van [eiser] c.s. in de reeds ter uitvoering van het eindvonnis gemaakte kosten voor het bewoningsgereed maken van het koetshuis afgewezen. In verband met een rekenfout bij de kostenveroordeling heeft het Hof op 24 augustus 2001 een herstelarrest gewezen.
Beide arresten van het Hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide arresten van het Hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De Stichting heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [eiser] c.s. mede door mr. J.P. Heering, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekt tot verwerping van het principale beroep.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft bij brief van 27 februari 2003 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel in het principale beroep
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu de voorwaarde waaronder het voorwaardelijk incidenteel beroep is ingesteld niet is vervuld, behoeft dit beroep geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
in het principale beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Stichting begroot op € 301,85 aan verschotten en €. 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren D.H. Beukenhorst, A. Hammerstein, P.C. Kop en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 4 april 2003.