ECLI:NL:HR:2003:AF4635

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/355HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onverschuldigde betaling en belastingvordering

In deze zaak heeft de Ontvanger van de Belastingdienst op 27 juni 1996 eiser tot cassatie gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage. De Ontvanger vorderde een betaling van ƒ 93.044,--, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 10 november 1994. Eiser verzocht in conventie de Ontvanger niet-ontvankelijk te verklaren en voerde subsidiair een onverschuldigde betaling van ƒ 205.005,-- aan. In reconventie stelde eiser een vordering uit onverschuldigde betaling ten belope van ƒ 152.513,-- in. De Rechtbank heeft op 26 mei 1999 in conventie eiser veroordeeld tot betaling van ƒ 80.250,-- en de overige vorderingen afgewezen. Eiser ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 17 mei 2001 de zaak naar de rol verwees voor een akte door eiser.

Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof. De Ontvanger heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is toegelicht door de advocaten van beide partijen. De Advocaat-Generaal J.W. Ilsink heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 1.019,74 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels op 25 april 2003.

Uitspraak

25 april 2003
Eerste Kamer
Nr. C01/355HR
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.C.J. Smallenbroek,
t e g e n
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST ONDERNEMINGEN TE 's-GRAVENHAGE, gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.J. Schenck.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: de Ontvanger - heeft bij exploit van 27 juni 1996 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] te veroordelen om aan de Ontvanger te betalen een bedrag van ƒ 93.044,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 november 1994, althans (subsidiair) de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, en [eiser] te veroordelen in de kosten van dit geding daaronder begrepen de kosten van het gelegde beslag en de betekening daarvan.
[Eiser] heeft in conventie verzocht de Ontvanger niet-ontvankelijk te verklaren en subsidiair de onverschuldigde betaling van ƒ 205.005,-- van [eiser] tot het bedrag van de vordering van de Ontvanger te compenseren en in reconventie - voor zover in cassatie nog van belang - een vordering uit onverschuldigde betaling ten belope van ƒ 152.513,-- ingesteld.
De Ontvanger heeft in reconventie de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 26 mei 1999 in conventie [eiser] veroordeeld om aan de Ontvanger te betalen een bedrag van ƒ 80.250,-- en zowel het in conventie meer of anders gevorderde als de vordering in reconventie afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij tussenarrest van 17 mei 2001 heeft het Hof de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte door [eiser] en iedere verdere beslissing aangehouden.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Ontvanger heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.W. Ilsink strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot casatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Ontvanger begroot op € 1.019,74 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 25 april 2003.