ECLI:NL:HR:2003:AF4627
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- J.B. Fleers
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vordering tot betaling door Denemarken aan Ballast Nedam
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 mei 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Ballast Nedam B.V. en het Koninkrijk Denemarken. De zaak begon toen Denemarken op 29 september 1993 Ballast Nedam dagvaardde voor de Rechtbank te Rotterdam, met de eis om een bedrag van DKR 14.985.068 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 oktober 1991. Ballast Nedam heeft de vordering bestreden en in reconventie een tegenvordering ingesteld voor een bedrag van ƒ 122.874,29, eveneens vermeerderd met wettelijke rente. De Rechtbank heeft verschillende tussenvonnissen gewezen, waaronder een comparitie van partijen en een deskundigenonderzoek. Uiteindelijk heeft de Rechtbank de zaak doorverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 29 mei 2001 het vonnis heeft bekrachtigd en de zaak terugverwees naar de Rechtbank voor verdere behandeling.
Tegen het arrest van het Hof heeft Ballast Nedam cassatie ingesteld, waarop Denemarken incidenteel beroep in cassatie heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekte tot verwerping van zowel het principale als het incidentele beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en heeft het beroep verworpen. Tevens is besloten dat de kosten van het geding in cassatie worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.