ECLI:NL:HR:2003:AF4613

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/265HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over beëindiging woonrechtovereenkomst en koopoptie

In deze zaak heeft eiser tot cassatie, [eiser], verweerders in cassatie, [verweerder] c.s., gedagvaard voor de Rechtbank te Amsterdam. De vorderingen van eiser betroffen de beëindiging van een woonrechtovereenkomst die tevens als koopoptie en overeenkomst tot geldlening fungeerde. Eiser vorderde onder andere dat de overeenkomst per 30 september 1999 zou zijn beëindigd en dat verweerders het perceelsgedeelte aan de [a-straat 1] te [woonplaats] per 1 oktober 1999 leeg en ontruimd zouden opleveren. De Rechtbank heeft op 24 mei 2000 geoordeeld dat de koopoptie per 30 september 1999 was vervallen en heeft de overige vorderingen van eiser afgewezen.

Eiser heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, waar verweerders incidenteel hoger beroep hebben ingesteld. Het Gerechtshof heeft op 5 april 2001 het vonnis van de Rechtbank vernietigd voor zover het de koopoptie betrof en heeft dit deel van de vordering van eiser alsnog afgewezen, terwijl het vonnis voor het overige werd bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het Gerechtshof.

De Hoge Raad heeft op 2 mei 2003 het beroep in cassatie verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd niet tot cassatie konden leiden, en dat een nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Eiser werd in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van verweerders op nihil werden begroot.

Uitspraak

2 mei 2003
Eerste Kamer
Nr. C01/265HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R.T.R.F. Carli,
t e g e n
1. [verweerder 1],
2. [verweerder 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploit van 23 maart 1999 verweerders in cassatie - verder te noemen: [verweerder] c.s. - gedagvaard voor de Rechtbank te Amsterdam en - na vermeerdering van eis - gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- te verklaren voor recht dat de woonrechtovereenkomst tevens koopoptie/overeenkomst tot geldlening tussen partijen per 30 september 1999 is beëindigd;
- [verweerder] c.s. te veroordelen het perceelsgedeelte aan de [a-straat 1] te [woonplaats] per 1 oktober 1999 leeg en ontruimd, met inlevering bij [eiser] van alle sleutels op te leveren in dezelfde staat als waarin zij het geleverd hebben gekregen, op straffe van verbeurte aan [eiser] van een dwangsom van ƒ 250,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan, dat zij na 30 september 1999 in gebreke blijven aan het te wijzen vonnis te voldoen, met machtiging aan [eiser] de kosten en verbeurde sommen te verrekenen met de door [verweerder] c.s. aan [eiser] geleende ƒ 100.000,--;
- [verweerder] c.s. te veroordelen tot betaling aan hem als gebruiksvergoeding een bedrag van ƒ 3.000,--, althans een door de Rechtbank te bepalen bedrag, voor iedere maand of gedeelte van een maand dat zij na 1 oktober 1999 in voormeld perceelsgedeelte verblijven tot aan de betekening van het te wijzen vonnis.
[Verweerder] c.s. hebben na een tevergeefs ingesteld bevoegdheidsincident de vorderingen bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 24 mei 2000 voor recht verklaard dat de in de artikelen 7 en 18 van de overeenkomst van 21 juli 1994 aan [verweerder] c.s. verleende koopoptie per 30 september 1999 is komen te vervallen en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. [Verweerder] c.s. hebben incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 5 april 2001 heeft het Hof in het principaal beroep het vonnis waarvan beroep vernietigd, voor zover daarbij voor recht is verklaard - kort gezegd - dat de koopoptie per 30 september 1999 is vervallen, en, opnieuw rechtdoende, dit deel van de vordering van [eiser] alsnog afgewezen en het vonnis voor het overige bekrachtigd. In het incidenteel beroep heeft het Hof het beroep verworpen.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen [verweerder] c.s. is verstek verleend.
[Eiser] heeft de zaak doen toelichten door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, A.G. Pos en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 2 mei 2003.