ECLI:NL:HR:2003:AF4253
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen niet-ontvankelijk verklaring van beklag inzake inbeslaggenomen gelden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juni 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Roermond. De zaak betreft een beklag dat is ingediend door een klager, wonende in België, die zich niet-ontvankelijk verklaard zag in zijn verzoek tot teruggave van inbeslaggenomen gelden. De klager had eerder een gelijkluidend verzoek ingediend, dat op 1 mei 2001 niet-ontvankelijk was verklaard omdat hij niet als belanghebbende kon worden aangemerkt volgens artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank oordeelde dat de klager, door een lening aan een derde, enkel een civiele vordering had en derhalve niet kon aanspraak maken op de inbeslaggenomen gelden.
De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal Wortel gevolgd, die had gepleit voor vernietiging van de bestreden beschikking en verwijzing naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de klager niet als belanghebbende kon worden aangemerkt, omdat zijn vordering voortvloeide uit een lening en niet uit een recht op teruggave van de inbeslaggenomen gelden. Het beroep in cassatie werd verworpen, omdat het middel niet tot cassatie kon leiden en er geen grond was voor ambtshalve vernietiging van de beschikking.
De uitspraak benadrukt het belang van de hoedanigheid van belanghebbende in het kader van beklagprocedures en de strikte toepassing van de voorwaarden die in het Wetboek van Strafvordering zijn opgenomen. De beslissing van de Hoge Raad bevestigt de eerdere oordelen van de rechtbank en onderstreept de noodzaak voor klagers om aan te tonen dat zij daadwerkelijk belanghebbenden zijn in de zin van de wet.