ECLI:NL:HR:2003:AF4124

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
38089
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • D.G. van Vliet
  • C.B. Bavinck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep in cassatie tegen uitspraak Gerechtshof over verkrijgingsprijs van aandelen in aanmerkelijk belang

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 5 december 2001, betreffende de beschikking van de Inspecteur van 21 januari 2000. De Inspecteur had de verkrijgingsprijs van aandelen, die tot een aanmerkelijk belang behoren, vastgesteld op f 16.855.245. Deze beschikking werd door de Inspecteur gehandhaafd na bezwaar van belanghebbende. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht, evenals het beroepschrift in cassatie dat door belanghebbende is ingediend. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

In het cassatiegeding was in geschil de waarde in het economische verkeer van de door belanghebbende gehouden aandelen in de A B.V. per 1 januari 1997. Het Hof had geoordeeld dat de waarde dient te worden vastgesteld op f 16.855.245. De Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel van het Hof geen blijk geeft van een onjuiste opvatting van het begrip waarde in het economische verkeer. Bovendien is het oordeel verweven met waarderingen van feitelijke aard, waardoor het in cassatie niet op zijn juistheid kan worden getoetst. De Hoge Raad concludeert dat het middel faalt en dat de uitspraak van het Hof niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd is.

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 7 februari 2003 door de raadsheer F.W.G.M. van Brunschot als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.

Uitspraak

Nr. 38.089
7 februari 2003
S
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 5 december 2001, nr. P00/02428, betreffende na te melden beschikking op de voet van artikel 20i, lid 1, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Bij beschikking van 21 januari 2000 heeft de Inspecteur de verkrijgingsprijs van aandelen welke tot een aanmerkelijk belang behoren, vastgesteld op f 16.855.245. Deze beschikking is op het daartegen gemaakte bezwaar bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Voor het Hof was in geschil de waarde in het economische verkeer van de door belanghebbende gehouden aandelen in de A B.V. per 1 januari 1997.
3.2. Het oordeel van het Hof dat de waarde dient te worden vastgesteld op f 16.855.245, geeft geen blijk van een onjuiste opvatting van het begrip waarde in het economische verkeer en kan als verweven met waarderingen van feitelijke aard voor het overige in cassatie niet op zijn juistheid worden getoetst. Het is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Het middel faalt derhalve.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer F.W.G.M. van Brunschot als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2003.