ECLI:NL:HR:2003:AF4117

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
37625
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • L. Monné
  • P.J. van Amersfoort
  • C.J.J. van Maanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep in cassatie tegen uitspraak Gerechtshof inzake waardering onroerende zaak

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 3 september 2001, betreffende de waardering van de onroerende zaak aan de a-straat 1 te Z. De waarde van deze onroerende zaak was bij beschikking vastgesteld op ƒ 849.000 voor het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000. Na bezwaar van belanghebbende heeft het college van burgemeester en wethouders de beschikking gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van het college.

Belanghebbende heeft in cassatie aangevoerd dat een taxateur, nadat het beroep bij het Hof was ingesteld, onaangekondigd bij hem aan de deur is verschenen en geen toegang tot de woning heeft gekregen. De taxateur heeft vervolgens van een afstand enkele foto-opnamen gemaakt. Belanghebbende stelde dat het Hof deze omstandigheden niet had mogen meewegen in zijn beslissing. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet onterecht heeft geoordeeld, aangezien de taxateur vrij was om toestemming te vragen voor het bezichtigen van de woning. De Hoge Raad concludeert dat de eerste klacht van belanghebbende faalt.

Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat de overige klachten van belanghebbende ook niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie is er geen noodzaak voor nadere motivering, omdat deze klachten niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 7 februari 2003 door de raadsheren L. Monné, P.J. van Amersfoort en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.

Uitspraak

Nr. 37.625
7 februari 2003
wv
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 3 september 2001, nr. 98/00974, betreffende na te melden beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Z voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000 vastgesteld op ƒ 849.000.
Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Mill en Sint Hubert bij uitspraak de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Voor het Hof heeft belanghebbende aangevoerd dat zich op zeker moment, nadat beroep bij het Hof was ingesteld, onaangekondigd een taxateur aan de deur van belanghebbende heeft gemeld, dat de taxateur geen toegang heeft gekregen tot de woning, dat hem de openbare weg is gewezen, en dat de taxateur vervolgens van een afstand van tientallen meters enkele foto-opnamen heeft gemaakt. Dit een en ander behoefde het Hof niet ervan te weerhouden zijn beslissing mede te doen steunen op het door deze taxateur vervolgens opgestelde, en door het college van burgemeester en wethouders in het geding gebrachte taxatierapport. Belanghebbende beroept zich in dit verband ten onrechte op het arrest van de Hoge Raad van 10 februari 1988, nr. 23925, BNB 1988/160. Een situatie als daarin behandeld, te weten dat gedurende de loop van een rechtsgeding een der procespartijen buiten de rechter om door middel van hantering jegens de andere procespartij van een dwangmiddel die andere partij heeft gedwongen aan bewijsvoering te haren laste mee te werken, heeft zich te dezen niet voorgedaan. Het stond de taxateur vrij om belanghebbende toestemming te vragen de woning te bezichtigen, en hetgeen belanghebbende voor het Hof heeft aangevoerd houdt niet in dat de taxateur, nadat hem die toestemming was geweigerd, toch onbevoegdelijk gegevens heeft verkregen. De eerste klacht faalt derhalve.
3.2. De overige klachten kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2003.