ECLI:NL:HR:2003:AF3828

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01584/02
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen veroordeling voor moord en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarbij de verdachte is veroordeeld voor moord en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De Hoge Raad heeft op 18 maart 2003 uitspraak gedaan in deze zaak, die volgde op een eerdere veroordeling door de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1983, had beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. F.H. van Alst, die middelen van cassatie had voorgesteld. De Advocaat-Generaal Machielse concludeerde dat het beroep verworpen moest worden.

De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak van het Hof beoordeeld en vastgesteld dat de middelen van cassatie niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de verdediging niet voldeden aan de vereisten zoals gesteld in artikel 437 van het Wetboek van Strafvordering. De klachten waren niet stellig en duidelijk genoeg om als een geldig cassatiemiddel te worden aangemerkt.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, zonder dat er grond was voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en is op dezelfde datum uitgesproken. De uitspraak bevestigt de eerdere veroordeling van de verdachte en onderstreept de strikte eisen die aan cassatiemiddelen worden gesteld.

Uitspraak

18 maart 2003
Strafkamer
nr. 01584/02
SCR/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 26 februari 2002, nummer 20/003000-00, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 6 december 2000 - de verdachte ter zake van 1. "moord" en 2. "bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht" veroordeeld tot vijf jaren gevangenisstraf en heeft tevens gelast dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. F.H. van Alst, advocaat te Someren, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het tweede middel
Voor onderzoek door de cassatierechter komen alleen in aanmerking middelen van cassatie als bedoeld in art. 437 Sv. Als een zodanig middel kan slechts gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De klacht voldoet niet aan dit vereiste, zodat zij onbesproken moet blijven.
5. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren F.H. Koster, G.J.M. Corstens, A.M.J. van Buchem-Spapens en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 18 maart 2003.