ECLI:NL:HR:2003:AF3806

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/017HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
  • J.B. Fleers
  • H.A.M. Aaftink
  • O. de Savornin Lohman
  • P.C. Kop
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van een vordering tot betaling en de afwijzing van een reconventionele vordering in het kader van een pachtgeschil

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 mei 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Hobaho B.V. en verschillende verweerders. Hobaho, eiseres tot cassatie, had in eerste aanleg bij de Rechtbank te 's-Gravenhage een vordering ingesteld tegen de verweerders, waarbij zij een bedrag van ƒ 132.400,-- vorderde, vermeerderd met wettelijke rente. De verweerders hebben de vordering bestreden en in reconventie een bedrag van ƒ 427.461,69 gevorderd. De Rechtbank heeft in een tussenvonnis een comparitie van partijen gelast en uiteindelijk in een eindvonnis van 19 januari 2000 de vordering van Hobaho toegewezen en de reconventionele vordering afgewezen.

De verweerders hebben tegen deze vonnissen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 19 september 2001 het eindvonnis van de Rechtbank heeft vernietigd en zowel de vorderingen in conventie als in reconventie heeft afgewezen. Hobaho heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest van het Hof. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van Hobaho niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

In de uitspraak heeft de Hoge Raad Hobaho veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders zijn begroot op € 1.631,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan door een collegiaal orgaan van de Hoge Raad, waarbij de vice-president en vijf raadsheren betrokken waren.

Uitspraak

2 mei 2003
Eerste Kamer
Nr. C02/017HR
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
HOBAHO B.V., gevestigd te Lisse,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
1. de vennootschap onder firma [A],
2. [Verweerder 2],
3. [Verweerster 3],
4. [Verweerder 4], gevestigd, resp. wonende te [plaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. E. van Staden ten Brink.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: Hobaho - heeft bij exploit van 26 augustus 1998 verweerders in cassatie - verder te noemen: [verweerders] - gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [verweerders], hoofdelijk des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen om aan Hobaho te betalen een bedrag van ƒ 132.400,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
[Verweerders] hebben de vordering bestreden en in reconventie gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Hobaho te veroordelen om aan [verweerders] te betalen een bedrag van ƒ 427.461,69, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 november 1998 tot aan de dag der algehele voldoening.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 1 december 1998 een comparitie van partijen gelast.
Vervolgens hebben [verweerders] pleidooi gevraagd, welk verzoek zij bij brief van 12 oktober 1999 hebben toegelicht.
De Rolrechter heeft bij beslissing van 19 oktober 1999 het verzoek om pleidooi afgewezen en de zaak naar de rol verwezen voor fourneren van stukken.
Bij eindvonnis van 19 januari 2000 heeft de Rechtbank in conventie de vordering toegewezen en in reconventie de vordering afgewezen.
Tegen voormelde rolbeschikking en de twee vermelde vonnissen hebben [verweerders] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 19 september 2001 heeft het Hof het bestreden eindvonnis van de Rechtbank vernietigd en opnieuw rechtdoende de vorderingen in conventie en in reconventie afgewezen.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft Hobaho beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerders] hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
Verwerpt het beroep;
Veroordeelt Hobaho in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders] begroot op € 1.631,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 2 mei 2003.