ECLI:NL:HR:2003:AF3803

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/290HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
  • H.A.M. Aaftink
  • A.G. Pos
  • D.H. Beukenhorst
  • P.C. Kop
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen curator in faillissementen van meerdere Davigno vennootschappen

In deze zaak heeft de curator van verschillende failliete vennootschappen, waaronder Davigno Properties B.V. en Davigno Housing B.V., eiser tot cassatie gedagvaard voor de Rechtbank te Amsterdam. De curator vorderde betaling van een bedrag van ten minste ƒ 340.000, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Eiser heeft de vordering bestreden en de curator heeft haar eis in de loop van de procedure meerdere keren vermeerderd. De Rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen en later de curator tot bewijslevering toegelaten. De curator heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat het vonnis van de Rechtbank heeft vernietigd en eiser heeft veroordeeld tot betaling van ƒ 39.652,23, vermeerderd met wettelijke rente. Eiser heeft cassatie ingesteld tegen dit arrest van het Hof. De Hoge Raad heeft de klachten van eiser in cassatie niet gegrond verklaard, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de curator op nihil zijn begroot. Het arrest is gewezen door de vice-president en vijf raadsheren, en openbaar uitgesproken op 25 april 2003.

Uitspraak

25 april 2003
Eerste Kamer
Nr. C01/290HR
MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. D. Stoutjesdijk,
t e g e n
Mr. Wilhelmina Ditta KOOTSTRA, in haar hoedanigheid van curator in de faillissementen van Davigno Properties B.V., Davigno Housing B.V., Davigno Marcle Management B.V., Davigno Tools N.V. en Marcle Bouw B.V., kantoorhoudende te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: de curator - heeft bij exploit van 21 oktober 1994 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de Rechtbank te Amsterdam en gevorderd [eiser] te veroordelen tot betaling aan de curator van tenminste ƒ 340.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente sedert 15 september 1994, alsmede met ƒ 14.370,-- ter zake van buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure, die van het onderhavige conservatoir beslag daaronder begrepen.
[Eiser] heeft de vordering bestreden.
Ter rolzitting van 3 november 1998 heeft de curator haar eis vermeerderd met ƒ 115.362,71 met de wettelijke rente daarover sedert 15 september 1994 en ƒ 587,18.
[Eiser] heeft zich tegen deze eisvermeerdering verzet.
Bij gelegenheid van pleidooi heeft de curator haar vordering vermeerderd tot een totaal bedrag van ƒ 474.951,34, vermeerderd met de rente over ƒ 345.218,63 sedert 15 september 1994 en over ƒ 115.362,71 sedert 15 september 1994, althans 3 november 1998.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 9 december 1998 de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte aan de zijde van de curator en bij tussenvonnis van 24 november 1999 de curator tot bewijslevering toegelaten en iedere verdere beslissing aangehouden.
Tegen laatstvermeld tussenvonnis heeft de curator hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 28 juni 2001 heeft het Hof het vonnis waarvan beroep vernietigd, [eiser] veroordeeld om aan de curator te betalen een bedrag van ƒ 39.652,23, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 september 1994 tot de dag van voldoening, [eiser] tot tegenbewijs toegelaten, en de zaak naar de Rechtbank te Amsterdam verwezen teneinde op de hoofdzaak verder te worden beslist.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen curator is verstek verleend.
[Eiser] heeft de zaak doen toelichten door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, A.G. Pos, D.H. Beukenhorst en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 25 april 2003.