ECLI:NL:HR:2003:AF3802

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/282HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • H.A.M. Aaftink
  • A.G. Pos
  • O. de Savornin Lohman
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van ING tegen [verweerder] inzake vordering tot betaling

In deze zaak heeft de eiseres tot cassatie, de INTERNATIONALE-NEDERLANDEN BANK N.V. (hierna: ING), op 10 oktober 1996 de verweerder in cassatie, aangeduid als [verweerder], gedagvaard voor de Rechtbank te Middelburg. ING vorderde een betaling van ƒ 53.270,77, met rente en bijkomende kosten. De Rechtbank heeft op 30 juli 1997 de vordering afgewezen. ING heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Na een tussenarrest op 8 oktober 1998 heeft het Hof op 17 mei 2001 het vonnis van de Rechtbank bekrachtigd. ING heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen dit eindarrest van het Hof.

In de cassatieprocedure heeft de verweerder geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is behandeld door de Hoge Raad, waarbij de advocaten van beide partijen de zaak hebben toegelicht. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 25 april 2003 het beroep verworpen en ING veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 702,09 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden en dat nadere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO.

Dit arrest is gewezen door vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, A.G. Pos, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels.

Uitspraak

25 april 2003
Eerste Kamer
Nr. C01/282HR
MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
INTERNATIONALE-NEDERLANDEN BANK N.V., gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. E. van Staden ten Brink,
t e g e n
[verweerder], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. R.M. Hermans.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: ING - heeft bij exploit van 10 oktober 1996 verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de Rechtbank te Middelburg en gevorderd [verweerder] te veroordelen aan ING te betalen de somma van ƒ 53.270,77, vanaf 4 september 1996 tot de dag der algehele voldoening, te vermeerderen met debetrente en kredietprovisie alsmede een bedrag van ƒ 4.223,54 wegens buitengerechtelijke kosten.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 30 juli 1997 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft ING hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
Na een tussenarrest van 8 oktober 1998 heeft het Hof bij eindarrest van 17 mei 2001 het bestreden vonnis bekrachtigd.
Het eindarrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het Hof heeft ING beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerder] mede door mr. C.L. de Bel, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt ING in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Lembrechtse begroot op € 702,09 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, A.G. Pos, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 25 april 2003.