ECLI:NL:HR:2003:AF3679

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
38111
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.J. Zuurmond
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
  • J.W. van den Berge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanslag vennootschapsbelasting en toepassing van de foutenleer

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, die betrekking heeft op een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1993. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 1.445.139, maar na bezwaar door belanghebbende handhaafde de Inspecteur deze aanslag. Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur echter vernietigd en de aanslag verminderd tot ƒ 1.361.839. Belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen deze uitspraak van het Hof.

De Hoge Raad behandelt het cassatieberoep en merkt op dat de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend. De Hoge Raad gaat in op de procesgang, waarbij het Hof op 19 september 2001 heeft vastgesteld dat het geschil zich beperkt tot de vraag of het voordeel dat is ontstaan bij de verkoop van aandelen in C B.V. onder artikel 13 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 valt. Belanghebbende had aangevoerd dat het Hof niet is ingegaan op haar stelling dat zij de foutenleer wilde toepassen op de boekwaarde van haar huurrechten jegens C B.V.

De Hoge Raad oordeelt dat het Hof, gezien de beperking van het geschil, niet verplicht was om in te gaan op het beroep van belanghebbende op de foutenleer. Het middel faalt in zoverre. Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat het voordeel bij de verkoop van de aandelen C B.V. is toe te rekenen aan de vervreemding van de huurrechten. Dit oordeel is niet onjuist en kan in cassatie niet verder worden getoetst. De Hoge Raad concludeert dat het beroep ongegrond is en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, P. Lourens, C.B. Bavinck en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is openbaar uitgesproken op 31 januari 2003.

Uitspraak

Nr. 38.111
31 januari 2003
RB
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 14 februari 2002, nr. 97/21525, betreffende na te melden aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1993 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 1.445.139, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot een naar een belastbaar bedrag van ƒ 1.361.839. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
Het middel klaagt onder meer over het feit dat het Hof niet is ingegaan op belanghebbendes stelling dat zij de foutenleer wilde toepassen op de boekwaarde van haar huurrechten jegens de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid C B.V.. Blijkens de uitspraak van het Hof, die voor de Hoge Raad de enige kenbron is van hetgeen ter zitting is voorgevallen, hebben partijen tijdens de zitting van 19 september 2001 uitdrukkelijk verklaard dat uitsluitend nog in geschil is het antwoord op de vraag of het voordeel opgekomen bij de verkoop van de aandelen C B.V. onder artikel 13 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 valt. Het Hof behoefde, gegeven deze beperking van het geschil, niet in te gaan op het beroep van belanghebbende op de foutenleer. Het middel faalt mitsdien in zoverre. Het Hof heeft voorts geoordeeld dat het voordeel dat is opgekomen bij de verkoop van de aandelen C B.V. is toe te rekenen aan de vervreemding van de huurrechten. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op zijn juistheid worden getoetst. Het is ook niet onvoldoende gemotiveerd. Het middel faalt mitsdien ook voor het overige.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, P. Lourens, C.B. Bavinck en J.W. van den Berge in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2003.