ECLI:NL:HR:2003:AF3678
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de aanslag in de inkomstenbelasting en de toepassing van het leerstuk van fraus legis
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die op 10 juli 2001 werd gedaan. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1994, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen van f 1.876.086 had. De Inspecteur handhaafde de aanslag na bezwaar, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende in 1994 alle 350 aandelen in D B.V. bezat. Tijdens een algemene vergadering op 21 december 1994 werd besloten het aandelenkapitaal om te zetten in letteraandelen A en B. Belanghebbende verkocht op 26 december 1994 175 aandelen aan F B.V. en ontving een dividend van f 1.967.987. De Hoge Raad oordeelt dat belanghebbende, ondanks de verkoop van de aandelen, zijn belang in D B.V. nagenoeg geheel heeft behouden. Dit oordeel is van belang voor de toepassing van het leerstuk van fraus legis, dat belastingontwijking moet voorkomen.
De Hoge Raad heeft de argumenten van belanghebbende verworpen, waaronder de stelling dat hij na de verkoop niet meer voor negentig procent of meer gerechtigd was tot D B.V. Het Hof had geoordeeld dat het belang van belanghebbende bij de activiteiten van D B.V. behouden bleef, wat de Hoge Raad bevestigde. De Hoge Raad concludeert dat de door belanghebbende genoten verkoopopbrengst belast is naar het bijzonder tarief van 45 procent, en dat het Hof de bewijslast correct heeft verdeeld. De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en ziet geen termen voor een veroordeling in de proceskosten.