ECLI:NL:HR:2003:AF3658
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting aan politieke partij
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die is opgelegd aan een politieke partij over de periode van 18 november 1994 tot en met 31 december 1998. De belanghebbende, een politieke partij, heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, waarna de Inspecteur de aanslag heeft verminderd tot een bedrag van ƒ 23.699. De belanghebbende is vervolgens in beroep gegaan bij het Gerechtshof, dat het beroep ongegrond heeft verklaard en de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd. Hierop heeft de belanghebbende cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende zich presenteert als een politieke partij en dat zij aangiftebiljetten omzetbelasting heeft ingediend voor de jaren 1996, 1997 en 1998. De Inspecteur heeft een onderzoek uitgevoerd, waaruit bleek dat de inkomsten van de belanghebbende voornamelijk bestonden uit lidmaatschapsgelden en sponsorbijdragen. De Hoge Raad oordeelt dat de activiteiten van de belanghebbende niet als economische activiteiten kunnen worden aangemerkt, omdat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen de ontvangen bijdragen en de prestaties die de partij aan haar leden levert. De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het Hof dat de belanghebbende niet als ondernemer kan worden aangemerkt in de zin van de Wet op de omzetbelasting.
De Hoge Raad verwerpt ook het beroep van de belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel, omdat de situatie van de belanghebbende niet vergelijkbaar is met die van andere instellingen die wel als ondernemer worden aangemerkt. De Hoge Raad concludeert dat de klachten van de belanghebbende niet tot cassatie kunnen leiden en verklaart het beroep ongegrond. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig acht voor een veroordeling in de proceskosten.