ECLI:NL:HR:2003:AF3425

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/249HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • H.A.M. Aaftink
  • O. de Savornin Lohman
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding op grond van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst

In deze zaak hebben de eiseressen, waaronder de vereniging FNV Bondgenoten, Terra Nigra gedagvaard voor de Kantonrechter te Amsterdam. De eiseressen vorderden onder andere dat Terra Nigra seizoenkrachten die in het seizoen 1996/1997 via uitzendbureaus te werk waren gesteld, met terugwerkende kracht in dienst moest nemen en hen het loon conform de CAO Tuinbouw moest betalen. De Kantonrechter heeft op 17 maart 1998 geoordeeld dat Terra Nigra deze seizoenkrachten in dienst moest nemen, maar de vorderingen van de FNV en de andere eiseressen zijn afgewezen. Hierop hebben de eiseressen hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Amsterdam, die op 4 april 2001 het vonnis van de Kantonrechter gedeeltelijk heeft bekrachtigd en gedeeltelijk vernietigd. De Rechtbank heeft Terra Nigra veroordeeld om de seizoenkrachten in dienst te nemen, maar de vorderingen van de FNV en de andere eiseressen zijn afgewezen.

Tegen dit vonnis hebben de eiseressen cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft in deze zaak geoordeeld dat de Rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de FNV geen aanspraak op schadevergoeding kan maken zonder dat zij Terra Nigra deugdelijk tot nakoming heeft gesommeerd. De Hoge Raad heeft het vonnis van de Rechtbank vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens is Terra Nigra veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 11 april 2003 en is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels.

Uitspraak

11 april 2003
Eerste Kamer
Nr. C01/249HR
MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. de vereniging FNV BONDGENOTEN, gevestigd te Utrecht,
2. [eiseres 2], wonende te [woonplaats],
3. [eiseres 3], wonende te [woonplaats],
EISERESSEN tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
TERRA NIGRA HOLDING B.V., gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseressen tot cassatie - verder te noemen: FNV en [eiseressen sub 2 en 3] - hebben bij ongedateerd exploit verweerster in cassatie - verder te noemen: Terra Nigra - gedagvaard voor de Kantonrechter te Amsterdam. Na wijziging van eis bij conclusie van repliek hebben zij, samengevat weergegeven, gevorderd:
ten aanzien van FNV:
a) alle seizoenkrachten die in het seizoen 1996/1997 te werk zijn gesteld via ASB/Vedior, dan wel enig ander uitzendbureau, met terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 1996 in een rechtstreeks dienstverband te werk te stellen en aan deze seizoenmedewerksters te betalen het basissalaris en overige loonbestanddelen conform de CAO Tuinbouw, zulks op verbeurte van een dwangsom;
b) een gebod zich in de toekomst te onthouden van het tewerkstellen van uitzendkrachten in strijd met de CAO, eveneens op verbeurte van een dwangsom;
c) betaling van ƒ 20.000,-- materiële en ƒ 20.000,-- immateriële schadevergoeding.
Ten aanzien van [eiseressen sub 2 en 3]:
d) primair:
betaling van loon c.a. op grond van artikel 49A van de CAO Tuinbouw over de periode 1 augustus 1996 tot 1 juli 1997, dan wel betaling van een schadevergoeding ter hoogte van het loon dat zij bij tewerkstelling in dienst van Terra Nigra over de periode 1 augustus 1996 tot 1 juli 1997 zouden hebben verdiend, verhoogd met vakantiebonwaarde, vertragingsschade en wettelijke rente;
subsidiair:
betaling van een schadevergoeding van dezelfde hoogte als primair gevorderd, en
meer subsidiair:
betaling van een vergoeding aan eiseres 2 zowel als 3 van ƒ 41.200,-- bruto;
e) betaling van incassokosten, en
f) toewijzing van de proceskosten.
Terra Nigra heeft de vorderingen bestreden.
De Kantonrechter heeft bij vonnis van 17 maart 1998:
ten aanzien van FNV:
Terra Nigra veroordeeld alle seizoenkrachten die in het seizoen 1996/1997 te werk zijn gesteld via ASB/Vedior, dan wel enig ander uitzendbureau, voor zover zij aan de voorwaarden, gesteld in artikel 49A van de CAO voldeden, met terugwerkende kracht vanaf 1 oktober 1996 voor de duur van dat seizoen rechtstreeks in dienst te nemen, zulks op straffe van een dwangsom van ƒ 1.000,-- per dag (met een maximum van ƒ 20.000,--) dat Terra Nigra in gebreke blijft aan deze verplichting te voldoen, en het meer of anders gevorderde afgewezen;
ten aanzien van [eiseressen sub 2 en 3] de eis afgewezen.
Tegen dit vonnis hebben FNV en [eiseressen sub 2 en 3] hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Amsterdam. Terra Nigra heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij vonnis van 4 april 2001 heeft de Rechtbank:
in het principaal en incidenteel hoger beroep:
- het vonnis waarvan beroep bekrachtigd, voorzover aan het oordeel van de Rechtbank onderworpen, en voorzover daarbij de ten behoeve van FNV onder 2 en 3 van de inleidende dagvaarding ingestelde - en bij conclusie van repliek vermeerderde - vordering alsmede de ten behoeve van [eiseressen sub 2 en 3] ingestelde vordering is afgewezen, en
- genoemd vonnis voor het overige vernietigd,
en opnieuw beslissende:
- Terra Nigra veroordeeld alle seizoenkrachten die in het seizoen 1996/1997 te werk zijn gesteld via ASB/Vedior, dan wel enig ander uitzendbureau, met terugwerkende kracht vanaf 1 oktober 1996 in een rechtstreeks dienstverband te werk te stellen en aan deze seizoenmedewerksters te betalen het basissalaris en overige loonbestanddelen conform de CAO Tuinbouw, onder aftrek van het door het uitzendbureau betaalde salaris en vakantiegeld, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van ƒ 1.000,-- per dag, met een maximum van ƒ 20.000,--, en
- de betalingsveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het vonnis van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de Rechtbank hebben FNV en [eiseressen sub 2 en 3] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen Terra Nigra is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van FNV en [eiseressen sub 2 en 3] heeft bij brief van 28 januari 2003 op deze conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten en omstandigheden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1.2 - 1.6.
3.2 In het onderhavige geding heeft FNV, voor zover in cassatie van belang, gevorderd Terra Nigra op grond van art. 15 en 16 Wet CAO te veroordelen tot vergoeding van de door de Voedingsbond FNV geleden schade, begroot op ƒ 20.000,-- aan materiele schade en ƒ 20.000,-- aan immateriële schade. Zij heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat Terra Nigra in strijd met de CAO heeft gehandeld door de seizoenarbeidsters niet in een rechtstreeks dienstverband te werk te stellen in de weefselkweek.
Baron c.s hebben primair gevorderd betaling van ƒ 457,29 bruto per eiseres per week over de periode van 1 augustus 1996 tot 31 december 1996, en ƒ 476,12 bruto per eiseres per week over de periode 1 januari 1997 tot 1 juli 1997, een en ander met nevenvorderingen, zulks op grond van art. 49A CAO, dan wel bij wijze van schadevergoeding op grond van door Terra Nigra gepleegde wanprestatie. Subsidiair hebben zij dezelfde bedragen gevorderd als schadevergoeding op grond van art. 7:611 BW, en meer subsidiair een vergoeding op grond van art. 7:611 voor iedere eiseres begroot op ƒ 41.200,-- bruto.
[eiseressen sub 2 en 3] hebben hun primaire vordering gebaseerd op de stelling dat zij op grond van art. 49A CAO aanspraak kunnen maken op tewerkstelling in een rechtstreeks dienstverband en dat Terra Nigra, nu zij dit geweigerd heeft, jegens hen wanprestatie pleegt. Aan de subsidiaire en meer subsidiaire vordering hebben zij ten grondslag gelegd dat Terra Nigra zich niet als een goed werkgever heeft gedragen.
De Kantonrechter heeft de vordering tot schadevergoeding van FNV en de vorderingen van [eiseressen sub 2 en 3] afgewezen. De Rechtbank heeft, voor zover in cassatie van belang, het vonnis van de Kantonrechter bekrachtigd, voor zover het betreft de afwijzing van de vordering van FNV tot betaling van schadevergoeding en de afwijzing van de vorderingen van [eiseressen sub 2 en 3]
3.3 Onderdeel 1 bestrijdt in de eerste plaats met een rechtsklacht en een motiveringsklacht het oordeel van de Rechtbank dat FNV geen aanspraak op schadevergoeding kan maken indien niet komt vast te staan dat zij Terra Nigra deugdelijk tot nakoming heeft gesommeerd. De rechtsklacht, die inhoudt dat voor een vordering tot schadevergoeding op de voet van art. 15 Wet CAO geen sommatie is vereist, faalt. Art. 15 Wet CAO behelst een regeling omtrent de gevolgen van het niet-nakomen van een verbintenis uit een overeenkomst, te weten een collectieve arbeidsovereenkomst, met als bijzonderheid dat een vereniging die zodanige overeenkomst heeft gesloten, niet alleen vergoeding van haar eigen schade, maar ook vergoeding van de schade van haar leden kan vorderen. Er is geen grond aan te nemen dat de tekst of de strekking van deze regeling zou meebrengen dat de algemene regels van Boek 6 BW met betrekking tot het niet-nakomen van een verbintenis, waaronder met name art. 6:74 lid 2 in verbinding met art. 6:81 en 6:82, buiten toepassing zouden moeten blijven. De motiveringsklacht ziet eraan voorbij dat een rechtsoordeel in cassatie niet met een motiveringsklacht kan worden bestreden.
Het onderdeel klaagt subsidiair dat de Rechtbank heeft miskend dat, voor zover sommatie wel is vereist voor een vordering tot schadevergoeding op grond van art. 15 Wet CAO, aan dit vereiste is voldaan door de sommaties in 1994. Ook in zoverre mist het onderdeel doel. Het oordeel van de Rechtbank dat deze ingebrekestelling niet ook reeds voor de verplichtingen uit de CAO 1996/1997 kan gelden, berust op een aan de Rechtbank voorbehouden uitleg van de stukken van het geding, die niet blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk is.
3.4 In rov. 9.2.4 heeft de Rechtbank haar oordeel dat [eiseressen sub 2 en 3] bij de aanvang van het seizoen 1996/1997 niet voldeden aan de in art. 49A lid 2 gestelde voorwaarden, onder meer hierop gegrond dat voor [eiseressen sub 2 en 3] geen aan de CAO te ontlenen recht op wederindiensttreding bestond voor het seizoen 1995/1996. Onderdeel 2 betoogt dat dit laatste is bestreden in de cassatieprocedure in de zaak met rolnummer C01/248, en dat zo de Hoge Raad onderdeel 3 of 4 van het in die zaak ingestelde cassatieberoep, welke onderdelen in de cassatiedagvaarding in de onderhavige zaak zijn opgenomen, gegrond zou bevinden, de grond aan het voormelde oordeel van de Rechtbank zou komen te ontvallen.
Nu de Hoge Raad in zijn heden uitgesproken arrest in de zaak C01/248 onderdeel 4 gegrond heeft bevonden, treft onderdeel 2 in de onderhavige zaak in zoverre eveneens doel.
3.5 Onderdeel 3, dat zich keert zich tegen rov. 11.1 en 11.2, herhaalt in de eerste plaats de klacht die in de cassatieprocedure met rolnummer C01/248 door onderdeel 2 was gericht tegen rov 8.2 van het in die zaak bestreden vonnis van de Rechtbank. Deze klacht faalt blijkens hetgeen de Hoge Raad heeft overwogen in rov. 3.4 van zijn heden uitgesproken arrest in de zaak C01/248.
Het onderdeel klaagt voorts dat de Rechtbank heeft miskend dat [eiseressen sub 2 en 3] hun vordering grotendeels hebben gegrond op het feit dat Terra Nigra hen niet meer voor werkzaamheden heeft opgeroepen, omdat zij zich erop bleven beroepen dat zij ingevolge de CAO in een rechtstreeks dienstverband moesten worden tewerkgesteld. Anders dan het onderdeel veronderstelt, heeft de Rechtbank, zoals blijkt uit rov. 11.1, tweede alinea, de door het onderdeel gestelde grondslag van de vordering niet uit het oog verloren. In zoverre mist de klacht derhalve feitelijke grondslag. Voor zover het onderdeel bedoelt te betogen dat de Rechtbank de meer subsidiaire vordering op deze grondslag had behoren toe te wijzen, voldoet het niet aan de eisen van art. 407 lid 2 Rv., nu het niet uiteenzet op welke gronden het oordeel van de Rechtbank onjuist of onbegrijpelijk is.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het vonnis van de Rechtbank te Amsterdam van 4 april 2001;
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt Terra Nigra in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van FNV en [eiseressen sub 2 en 3] begroot op € 596,26 aan verschotten en € 1.590,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 11 april 2003.