ECLI:NL:HR:2003:AF3419
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van bestuurder in het kader van wanbeleid en onbehoorlijk bestuur
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 april 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Skipper Club Charter B.V. (hierna: SCC) en [verweerder]. SCC had [verweerder] gedagvaard voor de Rechtbank te Leeuwarden, waarbij zij vorderingen had ingesteld die verband hielden met de rol van [verweerder] als bestuurder van SCC. De vordering van [verweerder] was gericht op betaling van notariskosten, terwijl SCC in reconventie vergoeding vorderde voor extra kosten die zij had gemaakt als gevolg van onbehoorlijk bestuur door [verweerder]. De Rechtbank had tussenvonnissen gewezen en de zaak was uiteindelijk bij het Gerechtshof te Leeuwarden terechtgekomen, waar het Hof het vonnis in reconventie had vernietigd en de zaak had verwezen naar de Rechtbank voor verdere behandeling.
In cassatie heeft de Hoge Raad vastgesteld dat het Hof een onjuiste maatstaf heeft aangelegd voor de aansprakelijkheid van [verweerder] op basis van artikel 2:9 BW. De Hoge Raad oordeelde dat voor aansprakelijkheid vereist is dat aan de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt, en dat dit moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Gerechtshof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens werd [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.
Deze uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die vereist is bij het vaststellen van aansprakelijkheid van bestuurders en de noodzaak om de specifieke omstandigheden van het geval in acht te nemen. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke uitspraak gedaan over de grenzen van bestuurdersaansprakelijkheid en de rol van de Ondernemingskamer in dergelijke geschillen.