3.4.2. De geschiedenis van de Wet van 23 december 1992, Stb. 1993, 33 (Wet computercriminaliteit), waarbij art. 326c in het Wetboek van Strafrecht is ingevoegd, houdt met betrekking tot het tweede lid van die bepaling onder meer in:
"Bij nader inzien acht ik het wenselijk het voorheen voorgestelde artikel 326c uit te splitsen naar twee afzonderlijke gedragingen die voorheen diffuus en niet volledig in artikel 326c besloten lagen. Het deel dat een verzwaarde vorm van computervredebreuk oplevert is nu ondergebracht in artikel 138a, tweede lid. Het deel dat het verkrijgen van telecommunicatiediensten zonder betaling betrof, is [het] preciezer omschreven en hierna nader toegelichte, geherformuleerde artikel 326c.
(...)
De wijziging in artikel 326c strekt ertoe gevallen van dienstverlening via telecommunicatie onder een strafbaarstelling te vatten in de titel omtrent het bedrog. De bepaling bestaat reeds in een iets andere vorm in artikel 50, derde lid, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen.
De bepaling ziet op aan het publiek via telecommunicatie tegen betaling aangeboden diensten. De diensten kunnen worden aangeboden via de kabel of via de ether, daaronder begrepen de satelliet. Het begrip "diensten" heeft hier de betekenis die het heeft in de artikelen 4 e.v. van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen. Het omvat zowel de telecommunicatiediensten die voorzien in een direct transport van gegevens, als diensten met toegevoegde waarde. De bepaling strekt tot bescherming van deze economische activiteit.
(...)
Het gaat zowel om het interactief gebruik, als om allocutie. Bij interactief gebruik activeert de computergebruiker vanaf zijn eigen computer via telecommunicatie die van een ander. Bij allocutie gaat het om diensten die via telecommunicatie voor een ieder beschikbaar zijn, bij voorbeeld omroep. Dergelijke diensten kunnen uiteraard slechts tegen betaling ter beschikking worden gesteld, indien zij in versluierde vorm worden aangeboden en slechts tegen betaling kunnen worden ontsluierd. Een voorbeeld hiervan is abonneetelevisie.
Het begrip "tegen betaling" moet ruim worden geïnterpreteerd. Hieronder vallen zowel diensten die ad hoc moeten worden betaald, als de ter beschikkingstelling van ontsluierapparatuur aan leden van een vereniging die voor hun lidmaatschap contributie betalen.
Gelet op het te verwachten economisch belang van dergelijke diensten in de naaste toekomst, lijkt een aangepaste strafbepaling, omschrijvende een vermogensdelict, wenselijk. (...)
Wat betreft het strafrechtelijk regime is aansluiting gekozen [bij] dat voor oplichting: een gevangenisstraf van drie jaren of een geldboete van de vijfde categorie. (...)
Het tweede lid strekt ertoe te voorzien in de bijzondere situatie van medeplichtigheid. Artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht stelt strafbaar degene die opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft tot het plegen van het misdrijf. Daartoe is nodig dat vaststaat om welk misdrijf het gaat. De dienstverlening via de telecommunicatie-infrastructuur pleegt echter in beslotenheid plaats te vinden. Het grondfeit valt moeilijk te constateren. Aan de andere kant zijn er handelaars en anderen die de middelen ter beschikking stellen om de wederrechtelijke dienstverlening te verkrijgen. Te denken valt aan computerprogramma's die een signaal genereren waardoor zonder te betalen een via telecommunicatie aangeboden dienst kan worden verkregen."
(Kamerstukken II 1991-1992, 21 551, nr. 12, blz. 3-5)