ECLI:NL:HR:2003:AF3329
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake verduistering en omzetbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin de verdachte is veroordeeld voor verduistering van omzetbelasting. De verdachte, geboren in 1950 en wonende te [woonplaats], had als ondernemer geldbedragen ontvangen van zijn afnemers, die bestemd waren voor de Belastingdienst als omzetbelasting. Het Gerechtshof oordeelde dat de verdachte opzettelijk deze bedragen niet had afgedragen aan de Belastingdienst, wat leidde tot zijn veroordeling tot vijftien maanden gevangenisstraf, waarvan vijf maanden voorwaardelijk.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd. De Hoge Raad oordeelde dat de nog niet op aangifte voldane maar wel reeds gefactureerde omzetbelasting niet als toebehorend aan de Belastingdienst kan worden beschouwd in de zin van artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht. Dit betekent dat de verdachte niet schuldig kan worden bevonden aan verduistering, omdat de belasting pas verschuldigd is op het moment dat de ondernemer verplicht is om aangifte te doen.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor een nieuwe beoordeling. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een juiste interpretatie van de wetgeving omtrent omzetbelasting en verduistering, en de voorwaarden waaronder een ondernemer als schuldig kan worden aangemerkt voor het niet afdragen van belasting aan de Belastingdienst.