ECLI:NL:HR:2003:AF3097

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00137/02
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • W.J.M. Davids
  • G.J.M. Corstens
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arrest van het Gerechtshof te Arnhem inzake oplichting en valsheid in geschrift

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 februari 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 17 augustus 1998 was gewezen. De verdachte, geboren in Suriname en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was eerder door de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Almelo veroordeeld tot vier weken gevangenisstraf, waarvan twee weken voorwaardelijk, voor de feiten van oplichting en valsheid in geschrift. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.W. Stoet. De Advocaat-Generaal Jörg had geconcludeerd dat het bestreden arrest vernietigd moest worden en dat de zaak verwezen moest worden naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er ernstige twijfels bestonden over de naleving van artikel 51 van het Wetboek van Strafvordering, dat betrekking heeft op de dagvaarding in hoger beroep. De Hoge Raad constateerde dat er geen bewijs was dat de verdachte of zijn raadsman op de hoogte waren gesteld van de dagvaarding voor de terechtzitting van 3 augustus 1998. Dit gebrek aan communicatie was van zodanige aard dat het de geldigheid van de behandeling van de zaak in hoger beroep in gevaar bracht. De Hoge Raad heeft daarom het bestreden arrest vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, zodat de zaak opnieuw kan worden behandeld op basis van het bestaande hoger beroep.

De uitspraak benadrukt het belang van een goede procesorde en de noodzaak om de rechten van de verdachte te waarborgen, vooral in situaties waarin er twijfel bestaat over de naleving van wettelijke voorschriften. De beslissing van de Hoge Raad is een belangrijke bevestiging van de rechtsbescherming van verdachten in het strafproces.

Uitspraak

25 februari 2003
Strafkamer
nr. 00137/02
ES/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 17 augustus 1998, nummer 21/002548-97, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] 1966, zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Almelo van 24 december 1992 - de verdachte ter zake van 1. "oplichting" en 2. "valsheid in geschrift" veroordeeld tot vier weken gevangenisstraf, waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.W. Stoet, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het bestreden arrest zal vernietigen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat in hoger beroep art. 51 Sv niet is nageleefd.
3.2.1. Bij de stukken van het geding bevindt zich een brief van mr. R.G.E. de Vries, advocaat te Gouda, van 30 maart 1998 aan de strafgriffie van het Hof, welke blijkens de daarop geplaatste stempel aldaar op 31 maart 1998 is ingekomen. Deze brief, onder meer inhoudende dat mr. De Vries de Raad voor de Rechtsbijstand zal verzoeken hem als raadsman aan de verdachte toe te voegen om hem ter terechtzitting in hoger beroep ter zijde te staan, kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als een schriftelijke mededeling van mr. De Vries dat hij de verdachte bij de behandeling van de strafzaak in hoger beroep als raadsman zal bijstaan.
3.2.2. Bij de stukken bevindt zich tevens het dubbel van de dagvaarding in hoger beroep voor de terechtzitting van 3 augustus 1998. Noch uit mededelingen gesteld op dat dubbel, noch uit enig ander aan de Hoge Raad gezonden stuk kan volgen dat een afschrift van de dagvaarding aan mr. De Vries is gezonden.
3.2.3. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 3 augustus 1998 is aldaar noch de verdachte noch een raadsman verschenen.
3.3. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, in onderlinge samenhang beschouwd, vloeit het ernstige vermoeden voort dat ten aanzien van de dagvaarding in hoger beroep het voorschrift vervat in de tweede volzin van art. 51 Sv niet is nageleefd. Dit in het belang van de verdachte gegeven voorschrift is van zo grote betekenis dat, al wordt dit niet uitdrukkelijk in de wet bepaald, de niet-nakoming ervan moet worden geacht aan een geldige behandeling van de zaak ter terechtzitting buiten tegenwoordigheid van de verdachte en diens raadsman in de weg te staan. Dit is slechts anders indien de rechter voor wie de zaak is aangebracht, in redelijkheid mag aannemen dat de verdachte er geen prijs op heeft gesteld, hetzij ter terechtzitting te verschijnen en aldaar door zijn raadsman te worden bijgestaan hetzij in zijn afwezigheid door zijn uitdrukkelijk gemachtigde raadsman het woord ter verdediging te laten voeren. Een goede procesorde brengt voorts mee dat wanneer, zoals in het onderhavige geval, reden bestaat tot twijfel omtrent het nageleefd zijn van voormeld voorschrift, de rechter - alvorens nadat de zaak is uitgeroepen het onderzoek ter terechtzitting voort te zetten - zich ervan vergewist dat hetzij voormeld voorschrift is nageleefd hetzij één der voormelde uitzonderingsgevallen zich voordoet. Noch uit het bestreden arrest noch uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 augustus 1998 blijkt echter dat het een of het ander is geschied.
3.4. Het middel is dus terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt het bestreden arrest;
Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 25 februari 2003.