ECLI:NL:HR:2003:AF3072
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over verbeurde boete en buitengerechtelijke kosten in geschil tussen eiser en Double Fun
In deze zaak heeft Double Fun Automatenexploitatie B.V. eiser tot cassatie gedagvaard voor de Rechtbank te Arnhem, waarbij zij vorderingen heeft ingesteld tot betaling van een verbeurde boete en buitengerechtelijke kosten. De vordering betrof een boete van ƒ 22.393,--, die was opgebouwd uit een bedrag van ƒ 250,-- per week over de periode waarin de overeenkomst nog had kunnen voortduren, en een bedrag van ƒ 1.200,-- aan buitengerechtelijke kosten. Eiser heeft de vordering bestreden en zelf een tegenvordering ingesteld tot nietigverklaring van de overeenkomst en afwijzing van de vorderingen van Double Fun.
De Rechtbank heeft op 18 maart 1999 geoordeeld dat eiser moest betalen aan Double Fun, en het meer of anders gevorderde afgewezen. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem, dat bij tussenarrest van 16 mei 2000 eiser tot bewijslevering heeft toegelaten. Na een comparitie van partijen heeft het Hof op 9 oktober 2001 het vonnis van de Rechtbank bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de arresten van het Hof.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 18 april 2003 geoordeeld dat de klachten in de cassatie niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus gevolgd, die had gepleit voor verwerping van het beroep. Eiser is in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van Double Fun op nihil zijn begroot. Dit arrest is gewezen door de vice-president en een aantal raadsheren, en openbaar uitgesproken op de genoemde datum.