ECLI:NL:HR:2003:AF3063
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van bestuurders op grond van de Invorderingswet 1990
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van bestuurders van een vennootschap voor belastingschulden op basis van de Invorderingswet 1990. De Ontvanger heeft eisers tot cassatie, [eiseres 1] en [eiser 2], gedagvaard voor de Rechtbank te Maastricht, waarbij hij primair vorderde dat eisers hoofdelijk zouden worden veroordeeld tot betaling van een belastingschuld van ƒ 251.682,--, vermeerderd met invorderingsrente. Subsidiair werd gevorderd dat de rechtbank zou verklaren dat eisers als bestuurders hoofdelijk aansprakelijk waren voor deze schuld op grond van artikel 36 van de Invorderingswet 1990.
De Rechtbank heeft op 6 februari 1997 bij verstekvonnis de primaire vordering toegewezen. Eisers zijn in verzet gekomen tegen dit vonnis, waarna de Rechtbank op 3 december 1998 een gedeeltelijke toewijzing heeft gedaan. Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft op 5 juni 2001 in hoger beroep het vonnis van de Rechtbank deels vernietigd en eisers tot kwaad opposant verklaard. Tegen dit arrest hebben eisers cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 18 april 2003 het beroep in cassatie verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van eisers niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De kosten van het geding in cassatie zijn voor rekening van eisers gesteld, met een specificatie van de verschotten en het salaris van de advocaat.