ECLI:NL:HR:2003:AF2997
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- J.C. van Oven
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de waardering van onroerende zaken en het gelijkheidsbeginsel
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 31 augustus 2001, betreffende de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken. De waarde van de onroerende zaak aan de a-straat 10 te Z (gemeente Pijnacker) was vastgesteld op ƒ 395.000 voor het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000. Na bezwaar van belanghebbende handhaafde de directeur van de sector Middelen deze beschikking, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de directeur, waarop belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof bij de beoordeling van het beroep op het gelijkheidsbeginsel ten onrechte ervan uitging dat de onroerende zaak op de waardepeildatum, 1 januari 1995, gereed was. De Hoge Raad concludeerde dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven, omdat de motiveringsklacht van belanghebbende slaagde. Tevens werd vastgesteld dat de toestand van het dak van de woning geen invloed had op de economische waarde van de onroerende zaak, wat blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting door het Hof.
De Hoge Raad verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing, met inachtneming van het arrest. Ook werd gelast dat de Staat het griffierecht van ƒ 160 (€ 72,60) aan belanghebbende vergoedt. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten, en het verwijzingshof zal beoordelen of belanghebbende recht heeft op een vergoeding voor de kosten van het geding voor het Hof.