ECLI:NL:HR:2003:AF2847
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- H.A.M. Aaftink
- A.G. Pos
- O. de Savornin Lohman
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de bevoegdheid tot ontbinding van een veilingkoop en eigendom van onroerend goed
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 maart 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser] en [verweerder]. De zaak betreft een geschil over de ontbinding van een veilingkoop en de eigendom van een onroerende zaak. [Verweerder] had [eiser] gedagvaard voor de Rechtbank te Groningen, waarbij hij een vordering tot betaling van ƒ 65.000,-- instelde, vermeerderd met wettelijke rente. [Eiser] heeft de vordering bestreden en in reconventie verschillende vorderingen ingesteld, waaronder de ontbinding van de veilingkoop en de teruglevering van het perceel.
De Rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor uitlating door beide partijen over de gevorderde schadevergoedingen. [Eiser] heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Leeuwarden, dat het vonnis van de Rechtbank heeft bekrachtigd en de zaak terugverwees voor verdere behandeling. Tegen dit arrest heeft [eiser] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft in cassatie de feiten vastgesteld zoals vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal.
De Hoge Raad oordeelt dat [eiser] geen partij was bij de koopovereenkomst tussen de banken en [verweerder] en derhalve niet bevoegd was om de koopovereenkomst te ontbinden. De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het Hof dat de bevoegdheid tot ontbinding alleen toekomt aan de executant en niet aan de geëxecuteerde schuldenaar. Het beroep van [eiser] wordt verworpen, en hij wordt veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder] op nihil worden begroot.