ECLI:NL:HR:2003:AF2846
Hoge Raad
- Cassatie
- G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
- J.B. Fleers
- D.H. Beukenhorst
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de ontbinding van een notariële overeenkomst en de gevolgen daarvan voor de betalingsverplichtingen
In deze zaak heeft de eiser tot cassatie, de man, op 4 mei 1998 de zonen en de vrouw gedagvaard voor de Rechtbank te Rotterdam. Hij vorderde de nietigheid van een notariële akte van 20 december 1996, die volgens hem in strijd was met de wet en de goede zeden. Subsidiair vroeg hij om vernietiging van de overeenkomst wegens misbruik van omstandigheden. De Rechtbank heeft op 22 april 1999 de overeenkomst ontbonden per 1 september 1997, maar heeft de overige vorderingen afgewezen. De zonen hebben hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waar de vrouw als tussenkomende partij werd toegelaten. Het Hof heeft op 26 september 2001 het vonnis van de Rechtbank vernietigd en de maandelijkse betalingsverplichting van de man over de periode van 1 maart 1998 tot 1 september 1998 op nihil gesteld. De man heeft cassatie ingesteld tegen dit arrest. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de man in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 21 maart 2003, waarbij de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie konden leiden, omdat zij geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelden.